De jobs zitten opnieuw in de lift. Een analyse van het aantal jobs in België en het Vlaams Gewest in de periode 1999-2006
Beschrijving
Het is lang stil geweest rond de statistieken die een beeld geven van het totale aantal jobs in de gewesten. Tal van methodologische veranderingen waren hier de oorzaak van. Dit rapport maakt een einde aan de stilte. Het toont aan dat het totale aantal jobs in België in de periode 1999-2006 steeg met ongeveer 250 000 arbeidsplaatsen. Dit komt neer op een stijging van 6,3%. De grootste component van het totale aantal jobs bestaat uit de jobs in loondienst die ook voor het gros van de jobcreatie zorgden. De evolutie van de jobs voor zelfstandigen kende in de periode 1999-2006 wat ups en downs. In de meest recente jaren zaten de jobs voor zelfstandigen echter ook in de lift. De evolutie van het totale aantal jobs in het Vlaams Gewest liep vrij parallel met de Belgische evolutie in de periode 1999-2006. Kijken we speicifiek naar de jobs in loondienst in het Vlaams Gewest, dan blijkt dat zij een stijging kenden van 7,2% in de beschouwde periode. Deze groei is voornamelijk te situeren in de dienstensectoren. De jobs in de industrie moeten echter aan aantal inboeten.
In eerste instantie biedt het raport een tijdreeks op langere termijn aan van het totale aantal jobs in België (1999-2006) met aandacht voor de evolutie van de jobs in loondienst, de jobs voor zelfstandigen en de jobs voor helpers en voor de evolutie in de gewesten. In een tweede deel zoomen we in op de jobs in loondienst in het Vlaams Gewest. We geven eerst de evolutie in elk van de hoofdsectoren op lange termijn. Nadien wordt meer in detail gekeken naar de evolutie van de jobs in loondienst in de periode 2003-2005. De subsectoren worden overlopen en evoluties worden geduid. Naast de effectieve evoluties hebben we ook aandacht voor de invloed van de administratieve verschuivingen, veranderingen in wetgeving en methodologische veranderingen op de evolutie van het totale aantal jobs. In een annex wordt meer tekst en uitleg gegeven bij de vermelde methodologische veranderingen.
Methodologie
Vanaf 2003 is er een tijdreeksbreuk met de periode 1997-2002. Dit omwille van een aantal methodologische veranderingen met als voornaamste oorzaak de overstap naar de Multifunctionele Aangifte bij de RSZ. De voornaamste twee veranderingen zijn de volgende:
Vóór 2003 werden de langdurig arbeidsongeschikten wegens ziekte enkel tijdens de éérste 12 maanden van hun arbeidsongeschiktheid meegeteld als werknemer in de RSZ-statistieken. Indien de persoon na die 12 maanden (de zogenaamde primaire arbeidsongeschiktheid) nog steeds arbeidsongeschikt was, werd hij of zij niet meer meegeteld als werknemer in de RSZ-statistieken. Dit onderscheid tussen primaire en langdurige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte wordt vanaf 2003 niet meer gemaakt. Concreet betekent dit dat vanaf 2003 alle arbeidsongeschikten wegens ziekte, ongeacht de duur van de ongeschiktheid, worden meegeteld als werknemer. Dit heeft tot gevolg dat er een administratieve verhoging van het aantal werknemers (gekend bij de RSZ) plaatsvindt vanaf 2003. We corrigeren voor deze administratieve verandering in het WSE-report ’De jobs zitten opnieuw in de lift. Een analyse van het aantal jobs in België en het Vlaams Gewest in de periode 1999-2006’. We bieden hierin op lange termij een evolutie aan tot op het niveau gewest en hoofdsector. Het is echter niet mogelijk om op een meer gedetailleerd niveau te corrigeren voor deze administratieve verandering.
Vóór 2003 gebruikte het Steunpunt WSE de Enquête naar de Arbeidskrachten van het NIS (de zogenaamde NIS EAK) om het aantal niet-vergoede helpers, voornamelijk de meewerkende echtgenoten, te becijferen. Echter, vanaf 2003 moeten alle meewerkende echtgenoten zich aangeven als helper in hoofdberoep bij de RSVZ. Om dubbeltellingen te vermijden, paste het Steunpunt WSE haar methodologie dan ook aan in die zin dat we niet langer de EAK hanteren in de raming.
De methodologische veranderingen maken aldus dat het Steunpunt WSE vanaf 2003 start met een nieuwe tijdreeks. De gegevens van 1997 tot en met 2002 worden dan ook als een afgerond geheel beschouwd.
Verklarende woordenlijst en samenstelling componenten
Werkgelegenheidsgraad
De verhouding tussen het aantal jobs en het aantal inwoners op arbeidsleeftijd (totale aantal jobs/aantal inwoners tussen 18-64 jaar). Werkzaamheidsgraad en werkgelegenheidsgraad zijn twee verschillende concepten. De werkzaamheidsgraad verwijst naar de aanbodzijde van de arbeidsmarkt (werkenden), terwijl de werkgelegenheidsgraad betrekking heeft op de vraagzijde van de arbeidsmarkt (arbeidsplaatsen of jobs).
Totaal aantal jobs
Het totale aantal jobs wordt gevormd door de jobs in loondienst, de jobs voor zelfstandigen in hoofdberoep en de jobs voor helpers in hoofdberoep.
Jobs in loondienst
De jobs in loondienst worden geregistreerd bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de Provinciale en Plaatselijke Overheden (RSZPPO). Als basis geldt hier de gedecentraliseerde RSZ-statistiek met betrekking tot 30 juni van elk jaar. De overgang naar de Multifunctionele Aangifte had ook als gevolg dat er voor 2003 en 2004 enkel RSZ-gegevens beschikbaar waren voor het vierde kwartaal. Tot op het niveau gemeente en naar sector werd een raming gemaakt van de RSZ-cijfers voor het tweede kwartaal van 2003 en 2004. De raming gebeurde op basis van de verhouding van het totaal aantal jobs bij de RSZ tussen het tweede en vierde kwartaal van 2005 en werd toegepast op het vierde kwartaal van 2003 en 2004.
Jobs voor zelfstandigen in hoofdberoep
Deze component wordt geoperationaliseerd op basis van het aantal bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen (RSVZ) geregistreerde zelfstandigen in hoofdbezigheid op 31 december van elk jaar. Om te komen tot een raming van het aantal zelfstandigen per 30 juni van het jaar x, wordt het gemiddelde genomen van 31 december van het jaar x-1 en 31 december van het jaar x.
Jobs voor helpers in hoofdberoep
De derde component van het totale aantal jobs wordt geoperationaliseerd op basis van het aantal bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen (RSVZ) geregistreerde helpers in hoofdberoep op 31 december van elk jaar. Om te komen tot een raming van het aantal zelfstandigen per 30 juni van het jaar x, wordt het gemiddelde genomen van 31 december van het jaar x-1 en 31 december van het jaar x.
De wetgeving met betrekking tot de meewerkende echtgenoten die een deelverzameling zijn van het totale aantal helpers in hoofdberoep was de laatste jaren onderhevig aan een aantal veranderingen. We geven een korte historiek:
a) Vanaf 1 januari 1990 tot en met 31 december 2002
De meewerkende echtgenoot (M/V) kon zich vrijwillig aansluiten op het statuut van zelfstandige. Op die manier had de echtgenoot helper (M/V) enkel recht op de uitkeringsregeling voor ziekte en invaliditeit (de echtgenote helpster had ook recht op moederschapsuitkering).
b) Vanaf 1 januari 2003 tot en met 30 juni 2005
Er waren twee mogelijkheden :
- men was onderworpen aan het ministatuut (ziekte- en invaliditeit, sector uitkeringen); dit was de minimale verplichting ;
- men koos voor het volledig (maxi)statuut (ziekte- en invaliditeit, sector uitkeringen, pensioen, kinderbijslag en arbeidsongeschiktheid, maar geen sociale verzekering in geval van faillissement); dit was een vrijwillige optie.
c) Vanaf 1 juli 2005
Het (maxi)statuut wordt algemeen verplicht, behalve voor wie geboren is vóór 1 januari 1956; zij hebben de keuze: ofwel behouden ze het ministatuut, ofwel sluiten zij zich vrijwillig aan voor het maxistatuut.
Door de veranderingen in de wetgeving met betrekking tot de helpers in hoofdberoep beschouwt de RSVZ het cijfer van het tweede kwartaal van 2005 (zijnde het gemiddelde van 31 december 2004 en 31 december 2005) als eerste correct aantal helpers in hoofdberoep. Het aantal helpers in hoofdberoep voor de jaren 1999 tot en met 2004 werd geraamd tot op het niveau gemeente volgens de verhouding 1999-2005, 2000-2005, 2001-2005, 2002-2005, 2003-2005 en 2004-2005 bij de zelfstandigen in hoofdberoep.