Ga verder naar de inhoud
Rapporten

De lokale arbeidsmarkten in België op de kaart gezet

01 jul. 2002 — K. Tratsaert - M. Booghmans - E. Stevens

Beschrijving

Dit kaartenboek schetst een beeld van de arbeidsmarkt in de Belgische gemeenten anno 2001 en de belangrijkste evoluties in de periode 1997-2001. De basis van de analyse wordt gevormd door het gemeentelijke cijfermateriaal met betrekking tot de voornaamste arbeidsmarktindicatoren: werkgelegenheid, werkzaamheid en werkloosheid. Elk hoofdstuk vertrekt van een algemene beschrijving van de arbeidsmarkttrends op Belgisch niveau. Vervolgens wordt afgezakt naar de provincies, arrondissementen en gemeenten van achtereenvolgens het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze werkwijze laat toe om het lokale, gemeentelijke arbeidsmarktgebeuren telkens te kaderen in een ruimere context. Daar waar mogelijk geven we aan hoe de indicatoren evolueren na 2001.

De Belgische werkgelegenheid blijft stijgen in de periode 1997-2001. De economische context is uitermate gunstig en dit vormt dan ook de hoofdlijn doorheen het ganse kaartenboek. Desondanks moet de Belgische economie een aantal rake klappen incasseren. Zo bereikt de dollekoeienziekte haar hoogtepunt in 1996. In 1997 gaat Renault Vilvoorde overkop en in januari van dat jaar wordt het faillissement van Forges de Clabecq uitgesproken. 1999 laat zich dan weer kenmerken door de dioxinecrisis en 2000 is, met de faillissementen van onder meer Louis De Poortere en Van der Eecken, een tegenvaller voor de textielindustrie. In 2001 kent de economie een groeivertraging, die wordt versterkt door de aanslagen van 11 september en het ophefmakende faillissement van Sabena.

Dat de totale Belgische werkgelegenheid blijft groeien over de beschouwde periode is vooral te danken aan een verdere uitbouw van de dienstensector. In een eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de jobmarkt in België en in de gewesten anno 2001. Daarnaast wordt ingezoomd op de evolutie van de verschillende sectoren tussen 1997 en 2001. Er wordt evenwel niet voorbijgegaan aan de economische veranderingen en de gevolgen daarvan na juni 2001. Het eerder vernoemde faillissement van Sabena is natuurlijk het voorbeeld bij uitstek, maar ook andere grote bedrijven zoals Barras, Lernout & Hauspie Speech Products en City Bird gingen in diezelfde periode overkop.

Via een federaal en regionaal tewerkstellingsbeleid tracht de overheid in te spelen op het arbeidsmarktgebeuren. Dit beleid legt in de periode 1997-2001 vooral de nadruk op een verdere uitbouw van de actieve welvaartsstaat. Gegeven de periode van hoogconjunctuur komt er budgettaire ruimte vrij voor het terugschroeven van de lasten op arbeid, onder meer via een actief beleid van vermindering van de patronale bijdragen voor sociale zekerheid, een essentieel gegeven. De vruchten van deze loonlastenverlaging gaan voornamelijk naar jobcreatie, opleiding en vorming.

Extra aandacht ging ook naar het activeren van laaggeschoolden, jongeren, ouderen en andere categorieën die het moeilijk hebben om zich onder ‘normale’ voorwaarden op de arbeidsmarkt te integreren. De overheid maakt gebruik van degunstigeeconomieomdezekansengroepen extra wind in de zeilen te geven. Zo bieden de startbaanovereenkomsten kansen aan de minst geschoolde, jonge werkzoekenden en schoolverlaters. Aan langdurig werklozen worden verder inschakelingskansen geboden via het voordeelbanenplan, de dienstenbanen of de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen.

Daarnaast wordt ook geïnvesteerd in een soepelere organisatie van de arbeidstijd en dit met het oog op een betere combinatie tussen gezin en arbeid. Getuige hiervan is onder meer de regelgeving met betrekking tot het ouderschapsverlof en later ook het tijdskrediet.

Anno 2001 nemen zo’n 4,5 miljoen Belgen deel aan de arbeidsmarkt. Het merendeel oefent effectief een job uit; ruim één op tien van hen is werkzoekend. In hoofdstuk 2 en 3 wordt achtereenvolgens gefocust op de werkenden en de werkzoekenden. Een maat om beter zicht te krijgen op de omvangrijke groep werkenden is de werkzaamheidsgraad. In België lag deze anno 2001 heel wat hoger dan in 1997. De inwoners van het Vlaams Gewest zijn werkzamer dan deze van het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De mannen zijn meer werkzaam dan hun vrouwelijke collega’s en de jongeren en de ouderen zijn minder aan het werk dan de 25-tot 54-jarigen. Deze graad wordt uitgesplitst tot op gemeentelijk niveau en de resultaten van deze analyse, alsook de evoluties tussen 1997 en 2001 op dit vlak, vindt u in hoofdstuk 2.

De niet-werkende werkzoekenden (nwwz) laten zich analyseren via de werkloosheidsgraad. België telt in 2001 zo’n 465 000 nwwz. Het Vlaams Gewest legt ook op het vlak van werkloosheid betere resultaten voor dan de andere gewesten. Verder kennen vrouwen een hoger risico op werkloosheid dan mannen. Tussen 1997 en 2001 daalde het aantal vrouwelijke nwwz evenwel sterker dan het aantal mannelijke nwwz. Voorts laten vooral de jongeren een hoge werkloosheidsgraad optekenen. Tussen 1997 en 2001 lieten deze 18-tot 24-jarigen wel een verbetering noteren. Een meer diepgaande analyse van deze cijfers tot op gemeentelijk niveau leest u in hoofdstuk 3.

In hoofdstuk 2 en 3 wordt eveneens de impact van de gebeurtenissen na juni 2001 besproken. De meest recente cijfers van de RSZ tonen dat het aantal werkenden in België stabiliseerde in het najaar van 2001 en het begin van 2002. Daarna nam het aantal werkenden een kleine duik. Op 31 december 2002, het meest recente beschikbare cijfer, wijst alles evenwel terug in de richting van een stabilisatie. Ook de werkloosheid wordt beïnvloed door de gebeurtenissen op de jobmarkt. De meest recente gegevens laten zien dat het aantal nwwz sterk toenam in de periode april 2001april 2003. Vooral het Vlaams Gewest deelt hier in de klappen. De mannelijke werkloosheid steeg bovendien sterker dan deze van de vrouwen.

Over de kaarten...

U vindt in deze publicatie losse kaarten waarop de verschillende arbeidsmarktindicatoren worden uiteengezet voor België. Sommige kaarten gaan tot op arrondissementeel niveau, anderen verfijnen zich tot op gemeentelijk niveau. Met bijgevoegde transparanten kunt u de arrondissementen en gemeenten identificeren.

Alle kaartjes volgen eenzelfde logica. De lichte kleuren staan voor goede resultaten, de donkere kleuren duiden op minder gunstige situaties. De gegevens worden per kaart ingedeeld in klassen met telkens eenzelfde aantal waarden waarvan u de afbakening vindt in de legende.

Er zijn vier soorten kaarten. Een eerste soort bevat absolute aantallen. Vervolgens zijn er ook kaarten die de aanwezigheidsindexen per sector uitdrukken. Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen waarden groter dan één en waarden kleiner dan één. Op de derde plaats zijn er kaarten die graden bevatten, zijnde de werkgelegenheidsgraad, de werkzaamheidsgraad en de werkloosheidsgraad. Tot slot zijn er ook kaarten die de evolutie tussen 1997 en 2001 beschrijven,

waar de cijfers werden berekend door 1997 gelijk te stellen aan 100. Alle noteringen hoger dan 100 duiden op een positieve evolutie en, omgekeerd, alle noteringen lager dan 100 staan voor een negatieve evolutie.

Per klasse wordt eveneens aangeduid hoeveel arrondissementen of gemeenten ertoe behoren.

Verder wordt het minimum, het maximum, de mediaan en het gemiddelde gegeven voor België zodat u een bepaald arrondissement of een bepaalde gemeente kan plaatsen in Belgisch perspectief.

Over de cijfers...

Alle cijfers met betrekking tot de opgenomen indicatoren zijn terug te vinden in een uitgebreide cijferbijlage, te raadplegen via de website www.steunpuntwav.be. Elke gemeente kan hier worden vergeleken met het arrondissement of de provincie waartoe ze behoort, alsook met de gewesten en met België.

Aanvullend geldt dat, in de bespreking die hierna volgt, wordt rekening gehouden met de omvang van de beroepsbevolking, gevormd door het aantal werkenden en het aantal niet-werkende werkzoekenden. De gemeenten waar de beroepsbevolking te klein is om er relevante uitspraken over te doen, worden niet opgenomen in de tekst. U vindt hieromtrent wel cijfers in de cijferbijlage. De keuzes die hierbij gemaakt worden kan u terugvinden in de methodologie (zie bijlage 1).