Ga verder naar de inhoud
Rapporten Copublicatie

De wereld onze arbeidsmarkt. De impact van ICT op arbeid en organisatie

05 jul. 2002 — M. Ramioul - G. Van Hootegem - H. Verhoeven - P. van der Hallen

Beschrijving

Hoewel het collectief geheugen bij beleidsmakers, maar ook soms bij wetenschappers, eerder georiënteerd is op de korte termijn, is het zo dat reeds sinds de jaren ’80 de politieke interesse voor telewerk en globalisering regelmatig de kop opsteekt. Het Belgische en Vlaamse debat erover wordt steeds geïnitieerd vanuit erg uiteenlopende hoeken: de commerciële belangen van leveranciers van technologie die nodig is om werk op een afstand te organiseren, de zoektocht om werkvormen te vinden die toelaten werken te combineren met zorgtaken, het beleid inzake sociale inclusie van werknemers die motorisch minder mobiel zijn, futuristen die gedurfd speculeren over de toekomst van de arbeid, en – zoals recent – de intensievere aandacht voor de mobiliteits- en fileproblematiek. Dat ‘telewerk’ op het kruispunt zit van al deze verschillende beleidsdomeinen is, naast de snel evoluerende informatiesamenleving, overigens één van de oorzaken van de nooit volbrachte conceptuele problemen, waarmee het begrip telewerk beladen is. Pilootprojecten inzake telethuiswerk horen er ook steeds bij en worden telkens met het nodige trompetgeschal wereldkundig gemaakt, wat dan weer leidt tot een even hevige als kortstondige overdreven aandacht voor wat alsnog een marginaal fenomeen blijft in de wereld van de arbeid: thuis of in een zogenaamd telecenter werken met behulp van een computer en een externe verbinding.

Is er vandaag meer aan de hand dan twintig jaar geleden? Ongetwijfeld. Informatie- en communicatietechnologieën raken nu eenmaal wijd verspreid en maken het vandaag zeker technisch beter mogelijk om werk op een afstand te organiseren en uit te voeren. Toch is het duidelijk dat de ‘conservatief’ gedefinieerde vormen van telewerk, met name het telethuiswerk of het werken in telecenters, nog steeds niet dominant zijn, en dat allicht nooit zullen zijn. De technologie is immers niet het probleem, de organisatorische voorwaarden en beperkingen voor een grootschalige verspreiding van tele(thuis)werk zijn dit wel, en zelfs eens te meer. Deze vormen van werken staan immers haaks op een aantal andere ontwikkelingen

Onderzoek zoals het EMERGENCE-project, leert ondertussen wel dat de wijdverbreide toe-passing van informatie- en communicatietechnologie inderdaad een grotere ‘autonomie’ inzake het geografisch alloceren van werk mogelijk maakt. Zo laten ICT toe dat jobs (in plaats van mensen) kunnen worden verplaatst naar economisch achtergebleven gebieden of juist naar metropolen, naar nieuwe markten in andere regio’s en zelfs andere werelddelen: call centers in Marokko en Ierland, software-ontwikkeling in India, virtueel ‘groeps’werk… Parallel aan de toenemende internationalisering en globalisering van het economisch weefsel leiden de nieuwe technologische mogelijkheden ook in dit geval tot rationaliseringsbewegingen die vandaag aanleiding geven tot een herdachte en doordachte allocatiepolitiek van de verschillende bedrijfsfuncties uit de bedrijfskolom. Reallocatie en concentratie van die bedrijfsfuncties, zoals O&O, productie, logistiek, marketing, HRM,… hebben voor gevolg dat de meerwaardevorming inderdaad geografisch anders kan worden gealloceerd.

Hier gaat het dan wel ook om andere vormen van telewerk, of e-werk, hier gaat het om het ‘genetwerkte bedrijf ’. Afstandswerk met behulp van ICT, zowel in haar meer traditionele en individuele vormen, als op een eerder ‘collectieve’ schaal, is dan een instrument in business process re-engineering. Dit ligt voor de hand: taken die in aanmerking komen om op afstand te worden georganiseerd, omdat ze ‘gecodifieerd’ zijn, worden voorwerp van een beslissingsproces, en meestal een rationaliseringsproces, in het bedrijf. Dat organisaties daarbij minder kiezen om zich de soms ingewikkelde organisatorische omkadering van ‘telethuiswerk’ of ‘telecenters’ op de hals halen, dan wel liever meteen de hele bedrijfsfunctie te ‘outsourcen’, lijkt plausibel en wordt overigens bevestigd in de onderzoeksresultaten. Ook al in die van de jaren ‘80.

Deze vaststelling mag niet tot de conclusie leiden dat de individuele vormen van telewerk beleidsmatig irrelevant zijn, allerlei aspecten van de kwaliteit van de arbeid en van het leven worden hier immers eveneens uitgedaagd. Wel moet telewerk, we spreken liever van e-werk, met voldoende oog voor de grote diversiteit en sterke dynamiek ervan worden benaderd. De focus wordt dan terecht geheroriënteerd op het toenemend belang van informatie- en communicatietechnologieën in de totale bedrijfsomgeving, de impact daarvan op de uitbouw van het genetwerkte bedrijf, de vormgeving van de productie- en arbeidsorganisatie, het design van de arbeidsplaatsen en de uitbouw van de interne arbeidsmarkt(en) en het belendend personeelsbeleid.

In dit opzicht verschilt het doorgedreven gebruik van ICT in organisaties niet van eerdere technologische sprongen. De aandacht voor ICT en hun impact op arbeid kunnen in vele opzichten met de gekende conceptuele kaders en theoretische grondslagen worden geanalyseerd. Toch lijkt de (geografische) schaal, de snelheid en de intensiteit waarmee ze worden toegepast ook tot nieuwe inzichten te leiden en de gekende benaderingen over de impact van nieuwe technologieën uit te dagen.

Dit boek brengt hierover een aantal recente bijdragen samen; slechts een selectie evenwel. Naar aanleiding van het internationale congres WWWe, waar een veel bredere reeks papers en lezingen over het thema werd gepresenteerd, is een eerste overzicht van enkele van deze ‘uitdagingen’ gebundeld in dit boek. Ze kunnen worden gepresenteerd als paradoxen: schijnbare tegenstellingen. Of ze schijnbaar zijn zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen...

in de organisatie van het werk: het toenemend belang aan sociale interactie, de aandacht voor de lerende organisatie en teamwerk op de werkvloer om er maar enkele te noemen.