Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Evolutie van de werkloosheid

20 dec. 2002 — M. Tielens

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2002, hoofdstuk 7.

Samenvatting

In 2002 ligt het aantal niet-werkende werkzoekenden 10% hoger dan in 2001. Het minder gunstige economische klimaat zorgt voor een stijging van de uitkeringsgerechtigde werkloosheid. We zien dat het voor werklozen in 2002 moeilijk is geworden om een job te vinden en zo uit de werkloosheid te raken. Het gevaar van langdurige werkloosheid loert om de hoek. De ene groep heeft het harder te verduren dan de andere. De werkloosheid bij jongeren, mannen en laaggeschoolden blijkt het meest gevoelig voor conjunctuurschommelingen.

Methodologie

7.1 Evolutie van het aantal werklozen

In dit hoofdstuk wordt de werkloosheid geoperationaliseerd aan de hand van de officiële registratie van de arbeidsreserve, met name de inschrijving als niet-werkende werkzoekende (nwwz) bij de VDAB.

Om de evolutie op jaarbasis vergelijkbaar te maken en om seizoensschommelingen te neutraliseren gebruiken we jaargemiddelden (berekend als één twaalfde van de som van de maandgemiddelden). Het jaargemiddelde voor 2002 wordt geraamd op basis van de gegevens van de eerste tien maanden van 2002 en de geraamde maandgegevens voor de laatste twee maanden van 2002. De raming voor deze twee laatste maanden gebeurt aan de hand van de evolutie tijdens deze maanden in het voorgaande jaar, toegepast op 2002. Voor de gegevens over het Waals Gewest worden ook de twee laatste maanden geraamd. Het cijfer voor november 2002 van het Waals Gewest wordt echter geraamd op basis van de evolutie oktober-november in 2000 (i.p.v. in 2001) omdat in 2001 een wijziging in de methode van uitschrijving van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (uvw’s) in Wallonië zorgde voor een sterke (administratieve) daling van het aantal uvw’s (en dus van de nwwz).

7.2 Werkloosheidsgraad

De werkloosheidsgraad wordt berekend door het aantal werklozen af te zetten tegen de beroepsbevolking. Doorgaans komt dit overeen met de verhouding ‘aantal nwwz / (aantal nwwz + aantal EAK-werkenden)’. Uitzondering is de berekening van de werkloosheidsgraad naar nationaliteit. Hier ontbreken EAK-gegevens over het aantal werkenden, en gebruiken we alternatief cijfermateriaal over het aantal werkenden naar nationaliteit, afkomstig van MTA en RSVZ. Via MTA hebben we gegevens over het aantal loontrekkende werknemers in het Vlaams Gewest naar nationaliteit voor 1998. Deze (meest recente) gegevens gebruiken we als raming voor het jaar 2001. Voor de raming van het aantal zelfstandigen en helpers wordt gebruik gemaakt van de RSVZ-gegevens m.b.t. 31 december 2001. Zelfstandigen en helpers worden hier als één groep behandeld, en gegevens van deze groep naar nationaliteit zijn enkel beschikbaar op Belgisch niveau. De raming van deze groep (zelfstandigen en helpers) van vreemde nationaliteit voor het Vlaams Gewest, gebeurt per nationaliteit afzonderlijk door de verhouding tussen het aantal inwoners tussen 15 en 64 in het Vlaams Gewest en het aantal inwoners tussen 15 en 64 in België als sleutel toe te passen op de geciteerde RSVZ-gegevens. De som van de MTA-component en de RSVZ-component geeft per nationaliteit een aanduiding voor het totaal aantal werkenden op beroepsactieve leeftijd.

7.3 Inactiveringsmaatregelen

De impact van ‘inactiveringsmaatregelen’ wordt voor de periode 1994-2001 geraamd als het effect dat twee maatregelen op de evolutie van het aantal nwwz hebben gehad, met name de schorsing als nwwz omwille van langdurige werkloosheid, en de uitschrijving als nwwz van oudere nwwz (bron RVA).

Schorsingen omwille van langdurige werkloosheid (artikel 80). Een werkloze kan het recht op werkloosheidsuitkering verliezen omwille van ‘abnormaal langdurige’ werkloosheid. Deze schorsingen van onbepaalde duur zijn van toepassing wanneer de werkloosheidsduur de gemiddelde duur van de (sub)regio vermenigvuldigd met 1,5 overschrijdt, en de werkloze tegelijkertijd aan bepaalde andere voorwaarden voldoet. De wijziging van artikel 80 in januari 1996 hield een verstrenging in doordat de maximale werkloosheidsduur om niet geschorst te worden wegens langdurige werkloosheid werd teruggebracht van twee naar anderhalve keer de gemiddelde werkloosheidsduur in een bepaalde (sub)regio. De berekening van het effect van de invloed van deze schorsingen op de evolutie van (het jaargemiddelde van) het aantal nwwz tussen de jaren X-1 en X gebeurt met behulp van de acht kwartaalgegevens over de uitgesproken schorsingen in X-1 en X. Elk van deze acht gegevens wordt gewogen volgens zijn impact op deze evolutie. Ter illustratie geven we de berekening voor de periode 2000-2001. De schorsingen in het eerste kwartaal van 2000 hebben een impact van 1/12e op het verschil van het jaargemiddelde van het aantal nwwz van 2000 en dat van 2001, en worden daarom pas voor dit aandeel in rekening gebracht. Het totale effect van de schorsingen op de evolutie van het aantal nwwz tussen 2000 en 2001 is bijgevolg als volgt berekend: 1/12 * (aantal schorsingen in eerste kwartaal 2000) + 4/12 * (aantal schorsingen in tweede kwartaal 2000) + 7/12 * (aantal schorsingen in derde kwartaal 2000) + 10/12 * (aantal schorsingen in vierde kwartaal 2000) + 11/12 * (aantal schorsingen in eerste kwartaal 2001) + 8/12 * (aantal schorsingen in tweede kwartaal 2001) + 5/12 * (aantal schorsingen in derde kwartaal 2001) + 2/12 * (aantal schorsingen in vierde kwartaal 2001).

Uitschrijvingen van oudere werklozen. Werkzoekende volledig werklozen vanaf 50 jaar, die langer dan een jaar werkloos zijn, kunnen vrijgesteld worden om werk te zoeken. In dat geval worden ze niet meer als nwwz beschouwd en categoriseren we hen onder de vrijgestelde ‘ouderen’. De wijziging op 1 januari 1996 van de werkloosheidsreglementering aangaande de ‘ouderen’ bestond er ten eerste in dat oudere werklozen tussen 50 en 54 jaar niet langer een verminderde arbeidsgeschiktheid moesten aantonen en ten tweede dat de minimale werkloosheidsduur om tot het stelsel toe te treden werd teruggebracht van twee tot één jaar. Op 1 juli 2002 zijn er nieuwe maatregelen van kracht gegaan in verband met de beschikbaarheid van deze oudere werklozen (voor de werklozen die reeds een vrijstelling hadden voor 1 juli wijzigt er niets). Werklozen ouder dan 50 jaar en minstens 1 jaar werkloos kunnen nog slechts een ‘minimale’ vrijstelling genieten, hetgeen betekent dat ze wel vrijgesteld zijn van stempelcontrole, maar dat ze zich wel als werkzoekend moeten inschrijven. Een ‘maximale’ vrijstelling, dus ook een vrijstelling van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, kan enkel nog bekomen worden door personen die minstens 58 jaar zijn (de leeftijd wordt stelselmatig opgetrokken tot 58 jaar op 1 juli 2004), of door personen die minstens 50 jaar zijn, een jaar werkloos én kunnen terugkijken op een beroepsverleden van 38 jaar (het beroepsverleden wordt stelselmatig opgetrokken tot 38 jaar op 1 juli 2004). De invloed van de uitschrijving van oudere nwwz op de evolutie van het aantal nwwz, wordt benaderd door het gemiddeld aantal ‘oudere’ vrijgestelden in jaar X te vergelijken met het gemiddeld aantal ‘oudere’ vrijgestelden in jaar X-1.