Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Evolutie van de werkloosheid

20 dec. 2003 — M. Booghmans

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2003, hoofdstuk 4.

Samenvatting

Voor het tweede jaar op rij kent Vlaanderen een sterke stijging van het aantal niet-werkende werkzoekenden (nwwz). Vooral de mannen hebben deel aan deze stijging, maar in tegenstelling tot vorig jaar neemt dit jaar ook het aantal vrouwelijke nwwz sterk toe. Maar 2003 heeft nog een andere, meer verontrustende evolutie in petto: een stijging van de langdurige werkloosheid, die reeds enkele jaren een dalende trend vertoonde. Voornamelijk mannen, laaggeschoolden en 25- tot 39-jarigen dreigen van deze meer structurele werkloosheid het slachtoffer te worden. Naast aandacht voor de verschillen in werkloosheidspositie naar leeftijd, geslacht, onderwijsniveau en nationaliteit besteden we in dit hoofdstuk ook aandacht aan de arbeidsgehandicapten. Ook zij ondervinden moeilijkheden op de arbeidsmarkt. Bij de arbeidsgehandicapten steeg de langdurige werkloosheid reeds in 2002.

Methodologie

1. Vlaanderen in Europees perspectief

De Europees vergelijkende cijfergegevens zijn afkomstig van de Eurostat Labour Force Survey. Dit is een door Eurostat gecoördineerde bevraging in de lidstaten van de Europese Unie, waarvan de NIS Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) de Belgische uitvoering is. De Europese cijfers hebben betrekking op het tweede kwartaal van ieder jaar, de cijfergegevens over België zijn jaargemiddelden. De werkloosheidsgraden(1) worden berekend als de verhouding ‘aantal ILO-werklozen/ (aantal ILO-werklozen + aantal ILO-werkenden). Deze graden zijn internationaal vergelijkbaar. Om te voldoen aan de ILO-definitie van een werkloze moet men actief werkzoekende en onmiddellijk (binnen de vier weken) beschikbaar zijn. Het aantal ILO-werklozen verschilt van het aantal werklozen ingeschreven als werkzoekende bij de gewestelijke bemiddelingsdiensten (in Vlaanderen de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB)). België (en Vlaanderen) kenmerkt zich namelijk door een groot aantal langdurig werklozen. Omwille van financiële (cf. werkloosheidsval), psychologische (cf. de teruggetrokkenen), persoonsgebonden (cf. de moeilijk bemiddelbaren) en sociologische (cf. combinatie gezin-arbeid) redenen vertoont deze groep niet steeds een actief zoekgedrag of zijn ze niet meteen beschikbaar voor de arbeidsmarkt, zodat ze niet worden geteld als ILO-werklozen. Bovendien wordt volgens de ILO-definitie iemand die één uur (of meer) heeft gewerkt tijdens de referentieweek niet als werkloos maar als werkend beschouwd.

2. Algemene evolutie in Vlaanderen

In de rest van dit hoofdstuk wordt de werkloosheid geoperationaliseerd aan de hand van de officiële registratie van de arbeidsreserve, met name de inschrijving als niet-werkende werkzoekende (nwwz) bij de VDAB.
Om de evolutie op jaarbasis vergelijkbaar te maken en om seizoensschommelingen te neutraliseren gebruiken we jaargemiddelden (berekend als een twaalfde van de som van de maandgemiddelden). Het jaargemiddelde voor 2003 wordt geraamd op basis van de gegevens van de eerste tien maanden van 2003 en de geraamde maandgegevens voor de laatste twee maanden van 2003. De raming voor deze twee laatste maanden gebeurt aan de hand van de evolutie tijdens deze maanden in het voorgaande jaar, toegepast op 2003. Voor de gegevens over het Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de laatste vier maanden geraamd.

3. De arbeidsgehandicapten

Iemand is arbeidsgehandicapt als hij/zij behoort tot een of meerdere van de volgende categorieën van de bij de VDAB ingeschreven werkzoekenden:

1. geregistreerd staan bij de VDAB met een Vlaams-Fonds-nummer. Dit betekent dat de persoon een aanvraag heeft gedaan bij het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap (VFSIPH) die positief beoordeeld is geworden, wat inhoudt dat betrokkene op een of andere vorm van bijstand van dat Fonds beroep kan doen;

2. door de bemiddelingsdienst (VDAB) ondergebracht zijn in de categorieën ‘gedeeltelijk’ of ‘zeer beperkt’ geschikt. Bij de gedeeltelijk geschikte werkzoekenden ligt de lichamelijke geschiktheid iets onder de geschiktheid die in het beroep gewoonlijk verlangd wordt of vormen karakteriële of morele factoren een ernstige handicap voor hun wederinschakeling in het normale productieproces. Het zijn ook lichamelijk gehandicapten van wie de wedertewerkstelling afhankelijk is van een beroepsherscholing of een revalidatie. Werkzoekenden met een zeer beperkte geschiktheid zijn de lichamelijk of geestelijk gehandicapten die voor een beroepsherscholing en/of revalidatie niet in aanmerking komen, zodat zij slechts zeer moeilijk opnieuw in het normale productieproces kunnen ingeschakeld worden;

3. als hoogste onderwijsniveau ‘Buitengewoon Secundair Onderwijs’ (BuSO) hebben. Deze vorm van onderwijs is bedoeld voor personen met een handicap van diverse ‘types’. Het overgrote deel van deze personen heeft in het buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 3 gevolgd en behoort tot de groep licht mentaal gehandicapten.


(1) Volgens de International Labour Organisation (ILO)-definitie