Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Evolutie van de werkloosheid

20 dec. 2004 — M. Booghmans

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2004, hoofdstuk 3.

Samenvatting

De werkloosheid evolueert grotendeels samen met de conjunctuur en dit geldt ook voor de verschillende groepen van werklozen, maar toch zien we de werkloosheid op tien jaar tijd van samenstelling veranderen: minder vrouwen, minder langdurig werklozen, meer midden- en hooggeschoolde werklozen, een gevolg van de toenemende scholarisatie.

De situatie van de laaggeschoolden is over tien jaar heen toch steeds problematisch gebleven: hun aandeel in de totale groep blijft hoog en ook het aandeel dat terechtkomt in de langdurige werkloosheid is groter dan bij de midden- en hooggeschoolden. Dit kan gedeeltelijk toegeschreven worden aan het beleid dat voornamelijk op kansengroepen gericht is. Als afsluiter schetsen we een beeld van de recente evolutie van de werkloosheid, die de eerste tekenen van een kentering toont met in 2004 een minder sterke jaarlijkse stijging dan in 2003.

Methodologie

1. De evolutie van de niet-werkende werkzoekenden

In dit hoofdstuk wordt de werkloosheid geoperationaliseerd aan de hand van de officiële registratie van de arbeidsreserve, met name de inschrijving als niet-werkende werkzoekende (nwwz) bij de VDAB.

Om de evolutie op jaarbasis vergelijkbaar te maken en om seizoensschommelingen te neutraliseren gebruiken we jaargemiddelden (berekend als een twaalfde van de som van de maandgemiddelden). Het jaargemiddelde voor 2004 wordt geraamd op basis van de gegevens van de eerste negen maanden van 2004 en de geraamde maandgegevens voor de laatste drie maanden van 2004. De raming voor deze drie laatste maanden gebeurt aan de hand van de evolutie tijdens deze maanden in het voorgaande jaar, toegepast op 2004.

2. De wetgeving over de vrijstelling van inschrijving van de oudere werklozen

Voor 01.12.1995
Werklozen van 50 tot 54 jaar moesten een arbeidsongeschiktheid van minstens 1% bewijzen en minstens 2 jaar gestempeld hebben tijdens de 4 jaar die voorafgaan aan hun aanvraag om vrijstelling om een vrijstelling van inschrijving te bekomen.

Vanaf 01.12.1995
De werkloosheidsduur werd teruggebracht tot 1 jaar tijdens de 2 jaar die aan de aanvraag voorafgaan en de voorwaarde inzake arbeidsongeschiktheid werd geschrapt.

Vanaf 01.07.2002
Sinds 01.07.2002 moeten werklozen die nog geen 58 jaar zijn in principe ingeschreven zijn als werkzoekende. Na 312 uitkeringen zullen deze werklozen (van 50 tot 57 jaar) een mini-vrijstelling kunnen bekomen (vrijstelling van aanmelding ter gemeentelijke controle). Enkel de werklozen van 50 tot 57 jaar die een omvangrijk beroepsverleden kunnen aantonen, zullen de maxi-vrijstelling kunnen bekomen (vrijstelling van de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt). De werklozen die de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt, kunnen, vanaf hun eerste werkloosheidsdag, de maxi-vrijstelling bekomen. Enkel de gerechtigden op een maxi-vrijstelling worden in dit statuut opgenomen (RVA, z.d. en RVA, 2003).

3. De schorsingsmaatregel artikel 80

De schorsingsmaatregel artikel 80 heeft een sterk selectief karakter en is complex. De beperking van de uitkeringsduur is vooreerst afhankelijk van de gezinssituatie. Enkel werkloze samenwonenden (zonder gezinslast) kunnen hun uitkering verliezen. Dit zijn werklozen die in het gezin kunnen terugvallen op andere inkomens, voornamelijk het inkomen van de verdienende partner (voor koppels) of van de ouders (voor inwonende kinderen). Werklozen die uitsluitend op de werkloosheidsuitkering als vervangingsinkomen kunnen terugvallen ‑ in het Belgische stelsel de gezinshoofden en de alleenstaanden genoemd ‑ kunnen onbeperkt een uitkering blijven genieten. Vervolgens houdt artikel 80 ook rekening met de leeftijd: werklozen ouder dan 50 jaar (of met een arbeidsverleden langer dan 20 jaar) worden niet onderworpen aan artikel 80.

Artikel 80 beperkt de uitkeringsduur bij zogenaamde ‘abnormale langdurige werkloosheid’. Dit betekent dat de werkloze samenwonende de uitkering kan verliezen indien 1,5 maal (tot 1996 2 maal) de gemiddelde werkloosheidsduur wordt overschreden, rekening houdend met leeftijd, geslacht en regio. Zo varieert de maximale uitkeringsduur(1) tussen minimaal 2 jaar voor mannen (jonger dan 36 jaar in Aarlen) en 2,5 jaar voor vrouwen (jonger dan 36 jaar in Oostende) en maximaal 6 jaar en 10 maanden voor mannen (+46 jaar, Bergen en Tongeren) en 8 jaar en 9 maanden voor vrouwen (+46 jaar in Bergen).

Artikel 80 is een automatische procedure: voor elke werkloze samenwoner wordt de feitelijke uitkeringsduur vergeleken met de maximale uitkeringsduur volgens geslacht, leeftijd en regio. De werkloze ontvangt een verwittigingsbrief 3 maanden voor de effectieve schorsingsdatum. Voor sommige groepen verloopt er een langere periode tussen verwittigingsbrief en effectieve schorsing, omdat activiteiten zoals bv. beroepsopleiding of deelname aan een tewerkstellingsprogramma de schorsingsdatum uitstellen (De Lathouwer, Bogaerts & Van den Bosch, 2003).

Bibliografie

De Lathouwer, L., Bogaerts, K. & Van den Bosch, K. (2003). Schorsing artikel 80 gewikt en gewogen. Een evaluatie vanuit herintrede, behoefte en verzekeringsperspectief. CSB - UFSIA Antwerpen.

RVA. Reeksen 1992-2000. RVA - Directie communicatie.

RVA. Jaarverslag 2003. RVA - Directie communicatie.


(1) De maximale uitkeringsduur wordt berekend door de maanden uitkeringsgerechtigde werkloosheid op te tellen. Een baan van minstens 24 maanden zet de werkloosheidsduur op nul. De werkloze kan bijgevolg de maximale werkloosheidsduur bereiken nà een loopbaan van kortere en langere tewerkstellingsperioden (die opschortend werken voor de schorsing) afgewisseld door werkloosheidsperioden.