Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Grensarbeid

20 dec. 2002 — D. Malfait

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2002, hoofdstuk 5.

Samenvatting

België telt meer uitgaande grensarbeiders (ze wonen in België, ze werken in de buurlanden) dan inkomende grensarbeiders (wonen in de buurlanden, werken in België). Groothertogdom Luxemburg en Nederland zijn de ‘populairste’ landen voor de Belgen om te gaan werken. Omgekeerd maken de Fransen de meerderheid uit van de inkomende werkpendel.

De afgelopen tien jaar is de uitgaande grensarbeid tussen het Vlaams Gewest en Nederland gedaald bij de mannen en gestegen bij de vrouwen.(1) Anno 2001 waren er ongeveer 16 000 Vlamingen werkzaam in Nederland, tegenover ruim 5 600 inkomende grensarbeiders uit Nederland. Het is vooral de laatste vijf jaar dat heel wat Nederlanders de weg naar Vlaanderen vinden.

De regio’s Hasselt, Tongeren en Turnhout tellen de meeste uitgaande grensarbeiders (en weinig inkomende grensarbeiders), terwijl regio Antwerpen-Boom en regio Gent heel wat inkomende grensarbeiders vanuit Nederland ontvangt (en minder uitgaande grensarbeiders telt). Enigszins gechargeerd zou je kunnen stellen dat de minder florissante arbeidsmarktsituatie in de Belgische grensstreek fungeert als een push-factor, terwijl het vraagoverschot in de Nederlandse grensstreek, met veel jobs en openstaande vacatures, als een pull-factor werkt. De helft van de mannelijke grensarbeiders die in Nederland werken is actief in de industrie. Opvallend is dat ruim één op vijf van de vrouwelijke grensarbeiders in de Nederlandse gezondheids- en welzijnssector werkt.


(1) Voor een meer uitgebreide analyse van de grensarbeid tussen Vlaanderen en Nederland zie (Malfait, 2002a) via www.steunpuntwav.be.

Methodologie

In de literatuur bestaat er geen universele definitie van het begrip ‘grensarbeider’. De definitie verschilt naargelang de te regelen materie (sociale zekerheid, fiscaliteit, verblijfsrechten,..) en de bron die geraadpleegd wordt. Daarenboven is ook het geografisch gebied waarin zich de woonplaats en/of werkplaats bevindt, het aantal keren dat men de grens oversteekt en de duurtijd van de tewerkstelling van belang bij de bepaling van het begrip grensarbeid (Bursens P, e.a., 2000 : 13).

De werkdefinitie die hier wordt gehanteerd, houdt verband met de bronnen die we in dit hoofdstuk gebruiken. Met grensarbeiders refereren we naar de ziekenfondsverzekerde werknemers die op het grondgebied van het ene land wonen en in het andere land werken, ook wanneer ze niet dagelijks naar hun woonplaats terugkeren en ongeacht of ze in het grensgebied wonen (van Crutchen e.a., 2002). Deze definitie sluit expliciet uitzendarbeiders en gedetacheerde werknemers uit.(1)

Aangezien enkel de ziekenfondsverzekerden worden weerhouden, moeten we de hier opgenomen cijfers beschouwen als een ondergrens van de feitelijke grenspendelomvang. Het feitelijk aantal grensarbeiders zou daardoor een kwart hoger kunnen liggen dan de door het CBS genoemde aantallen (ETIL-ROA, 2001: 89).

We maken gebruik van twee bronnen: enerzijds de gegevens aangaande grensarbeid zoals geregistreerd door de RIZIV op 30 juni voor het schetsen van de globale Belgische situatie (1.1 en 1.2) en anderzijds de gegevens van het CBS op 31 maart voor de detaillering van de Vlaams-Nederlandse grenspendelsituatie.

De RIZIV-cijfers voor de inkomende grensarbeid kunnen naar land onderling vergeleken worden. Voor de cijfers aangaande de uitgaande grensarbeid moeten de RIZIV-gegevens gecontroleerd worden, want niet elk land registreert op eenzelfde manier. Zo moet het globale cijfer uitgaande grensarbeiders richting Duitsland met het nodige voorbehoud gelezen worden. Het aantal uitgaande grensarbeiders naar Duitsland is het enige cijfer waar de gegevens van de RIZIV afwijken van deze van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid (Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, 2001, p. 95). Voor de jaren 1996-1999 ligt het MTA-cijfer telkens ruim dubbel zo hoog als het RIZIV-cijfer. Voor 2000 en 2001 mogen we aannemen dat dit eveneens zo zal zijn. Het MTA argumenteert dat ze zich vooral baseert op de RIZIV tenzij er te ‘grote afwijkingen zijn, waarna buitenlandse bronnen worden gebruikt’.

De gegevens van 31 maart 2000 laten toe de kruising te maken tussen woon- en werkplaats per regio (STC/LKC-indeling)/rayon (Corop-indeling) in respectievelijk Nederland en Vlaanderen. Hiermee weten we in welk rayon de Vlamingen uit een bepaalde regio werken en vica versa in welke regio de Nederlanders werken die wonen in een bepaalde rayon. Deze kruising is echter niet beschikbaar voor 31 maart 2001, zodat we de gegevens van 2000 gebruiken om de aantallen voor 2001 te ramen (het aandeel in 2000 toegepast op 2001).


(1) Gedetacheerde werknemers zijn personen die normaal in een bepaald land in loondienst werken, maar die door hun werkgever tijdelijk (maximum 12 maanden, bij uitzondering 24 maanden) naar een ander land gestuurd worden om daar voor het bedrijf te werken.