Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Loonspreiding over de sectoren

20 dec. 2003 — C. Vermandere

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2003, hoofdstuk 18.

Samenvatting

Een Vlaamse werknemer uit de horeca verdient jaarlijks, omgerekend naar een voltijdse job, 19 600 euro bruto; in de nutssector – de best betalende sector - is dat 51 500 euro. Naast de sectorale loonspreiding bestaan er ook belangrijke loonverschillen naargelang het arbeidsregime en het geslacht. Zo levert de gemiddelde job die uitgeoefend wordt door een voltijdse of mannelijke werknemer ruim 20% meer loon op dan de gemiddelde job voor een deeltijdse of vrouwelijke werknemer (uitgedrukt in voltijdse equivalenten). Heel wat factoren hebben een impact op deze loonverschillen, zoals onder meer het hiërarchisch niveau van de functie en de sector van tewerkstelling. De analyse naar sector geeft aan dat net in die sectoren waar er heel wat deeltijdse en vrouwelijke jobs gesitueerd zijn (quartaire sectoren), het gemiddeld loonniveau aan de lage kant ligt. Dat de sectorale spreiding slechts een beperkte veklaring biedt, blijkt echter uit het feit dat de loonkloven naar arbeidsregime en geslacht in zowat elke sector aanwezig zijn.

Methodologie

De loonmassa

De analyse van de lonen gebeurde op basis van het RSZ-LATG-bestand en betreft de brutojaarlonen inclusief dubbel vakantiegeld, wachtloon en premies allerhande. Verbrekingsvergoedingen, die worden uitbetaald bij het beëindigen van een contract en waar geen arbeidsprestatie tegenover staat, zijn niet in de loonmassa opgenomen. De RSZ heeft samen met het NIS een methodologie ontwikkeld om de RSZ-LATG-loongegevens te optimaliseren, waarbij een nauwkeurige afstemming tussen de bruto-bezoldigingen en het arbeidsvolume (uitgedrukt in voltijdsequivalenten – zie verder) werd nagestreefd. Het is op basis van dit geoptimaliseerde bestand dat de analyse van het hoofdstuk is uitgevoerd.

Het dubbel vakantiegeld voor bedienden wordt door de werkgever uitbetaald en is aldus gekend bij de RSZ. Het dubbel vakantiegeld voor arbeiders daarentegen wordt door de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie betaald en is niet gekend bij de RSZ. In het gegevensbestand werd het dubbel vakantiegeld voor arbeiders geraamd als 16,27% van 108% van de loonmassa die door de werkgever werd betaald. Hierbij dient rekening gehouden te worden met een zekere foutenmarge, aangezien de raming gebeurt op basis van de loongegevens van het lopende jaar, terwijl het effectief betaalde vakantiegeld berekend wordt op basis van de loonmassa van het vorige jaar.

Premies die door de werkgever zijn uitbetaald zijn uiteraard gekend door de RSZ, maar er zijn ook premies die worden uitbetaald door de Fondsen voor Bestaanszekerheid. De RSZ is voor elke werknemer op de hoogte van het bedrag van dergelijke ontvangen premies, maar deze premies zijn niet rechtstreeks koppelbaar aan de werkgever. Ook hier heeft de RSZ een benaderende raming uitgevoerd door de premies te koppelen aan de huidige werkgever van de werknemer die de premie ontvangt. Opnieuw is hier sprake van een zekere foutenmarge, met name bij werknemers die nog een premie uitbetaald krijgen voor arbeidsprestaties bij een vorige werkgever. Bovendien gebeurt de verdeling op basis van de hoofdprestatie van de werknemer. Bij werknemers met meerdere loontrekkende jobs kan dit eventueel leiden tot een niet-correcte toewijzing van de ontvangen premies. Met deze herverdeling van de toegekende premies wijkt het gegevensbestand af van de RSZ-publicaties, waar de premies gelinkt worden aan het paritair comité dat van toepassing is, waarna elk paritair comité in z’n geheel aan een sector wordt toegewezen.

Het arbeidsvolume

Het gegevensbestand telt het aantal arbeidsprestaties en niet het aantal werkende personen. De telling van de arbeidsprestaties gebeurt in voltijds equivalenten (VTE). Gelijkgestelde periodes (periodes die wel in aanmerking worden genomen voor de berekening van bepaalde sociale voordelen, zoals pensioen, maar die niet gedekt worden door een loon – bv. zwangerschaps- en bevallingsverlof) worden niet in het arbeidsvolume opgenomen, verlofperiodes daarentegen wel. Ook wachttijden (bijvoorbeeld in de transportsector) worden niet in het arbeidsvolume meegerekend, alhoewel het eventuele wachtloon dat er tegenover staat wel in de loonmassa is opgenomen. De omzetting naar voltijds equivalenten gebeurt volgens de gekende RSZ-methodologie. Voor voltijdse arbeidsprestaties gaat het om de verhouding van het aantal bezoldigde dagen ten opzichte van het aantal mogelijke arbeidsdagen (prestaties van minder dan één VTE kunnen dan hun oorsprong vinden in een kortere periode van tewerkstelling (bv. niet het volledige jaar) of in periodes van afwezigheid niet gedekt door loon (gelijkgestelde periodes)). Voor deeltijdse arbeidsprestaties wordt daarnaast ook nog de verhouding van het gemiddeld aantal arbeidsuren ten opzichte van de voltijdse referentiepersoon mee in rekening gebracht. Voor elke deeltijdse werknemer moet de RSZ-aangifte immers vermelden wat de gebruikelijke wekelijkse arbeidsduur is van een (fictieve) referentiepersoon die in dezelfde arbeidsomstandigheden voltijds werkt.

Arbeidsprestaties in het arbeidsregime ‘onbekend’ (T-Prest = I) werden uit de analyse geweerd, aangezien het voor deze jobs niet mogelijk is een omzetting te maken naar voltijds equivalenten. Het gaat hier om zo’n 3% van het aantal jobs en minder dan 1% van de totale loonmassa in het bestand.

Analoog worden arbeidsprestaties waar 0 voltijdsequivalenten tegenover staan, geweerd uit de analyse. Het gaat hier om afrondingen van de herrekeningen naar voltijds equivalenten, waarbij jobs van minder dan een halve voltijds equivalent de waarde ’0’ meekrijgen. Na uitsluiting van de jobs met onbekend arbeidsregime (zie vorige paragraaf) gaat het om slechts 0,12% van het aantal jobs en 0,02% van de totale loonmassa in het gegevensbestand.

Arbeidsprestaties naar kenmerken

Aangezien het aangeleverde gegevensbestand werd gebaseerd op het RSZ-LATG-bestand, gaat het om zogenaamde gecentraliseerde gegevens: kenmerken als activiteitensector of geografische lokalisatie zijn enkel gekend op het niveau van de hoofdzetel van de onderneming. Bij ondernemingen met meerdere vestigingsplaatsen kan dit aanleiding geven tot enige vertekening bij de verdeling van de arbeidsprestaties naar bepaalde kenmerken. De verdeling naar gewest bijvoorbeeld gebeurt om deze reden op basis van de woonplaats van de werknemer die de arbeidsprestatie uitoefent, maar deze hoeft omwille van pendelbewegingen niet noodzakelijk in hetzelfde gewest te liggen als de werkplaats van die werknemer. Ook bij de verdeling naar sector kunnen vertekeningen optreden: een arbeidsprestatie in de cateringafdeling van een luchtvaartbedrijf zal niet onder ‘horeca’ maar onder ‘luchtvaart’, de voornaamste activiteit van het bedrijf, terechtkomen.

De sectorafbakening is gebaseerd op de Nace-Bel-nomenclatuur; dit is de Belgische versie van de algemene systematische bedrijfsindeling in de Europese Unie. Een omzettingstabel tussen de Nace-Bel-codes en de WAV-sectorindeling kan u hier raadplegen.