Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Nieuwe Belgen in loondienst in Vlaanderen - gewogen en minder vreemd bevonden

20 dec. 2004 — K. Tratsaert

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2004, hoofdstuk 18.

Samenvatting

Jaarlijks komen er in het Vlaams Gewest heel wat Belgen bij door naturalisatie. Hun vreemde herkomst is in de officiële arbeidsmarktstatistieken onzichtbaar, waardoor niet kan worden nagaan hoe het deze mensen vergaat op de arbeidsmarkt. Immers, Belg worden neemt niet alle ongelijkheden weg. Een ad-hoc samengesteld administratief bestand van allochtonen met zowel gedetailleerde herkomst- als arbeidsmarktgegevens laat zien hoe de nieuwe Belgen die in loondienst werken, zich positioneren op de arbeidsmarkt.

Vooreerst is de groep nieuwe Belgen in vergelijking met de niet-Belgen uit dezelfde herkomstlanden anders samengesteld naar leeftijd en geslacht. Loontrekkende allochtonen die in de loop van hun leven Belg werden, zijn jonger en tellen meer vrouwelijke loontrekkenden dan hun niet-Belgische herkomstgenoten. De genaturaliseerde Belgen werken ook grotendeels in andere activiteitensectoren. We vinden ze minder terug in de zwakste sectoren op de arbeidsmarkt zoals landbouw, horeca, bouw, ... Er doet zich ook een verschuiving voor op het vlak van arbeidsregime. Daarnaast heeft elke herkomstgroep een duidelijke eigenheid, ongeacht of zij de Belgische nationaliteit hebben aangenomen.

Methodologie

1. Oorspronkelijk databestand

De data die in hoofdstuk 18 gebruikt worden om de arbeidsmarktpositie van loontrekkende niet-Belgen te vergelijken met die van allochtone loontrekkende Belgen zijn afgeleid van een databestand dat door het departement sociologie van de K.U.Leuven werd aangevraagd in het kader van een VIONA-studie.(1) In deze studie werden álle allochtone werkzoekenden en niet-beroepsactieven met een RVA-uitkering en alle loontrekkenden gekend bij de RSZ op 30 juni 1997(2) uit de leeftijdsgroep van 18 tot en met 55 jaar uit de arrondissementen Antwerpen, Gent, Hasselt en Brussel betrokken.(3)
Door een koppeling aan het rijksregister werd van elke Belg die aan de criteria van woonplaats, arbeidsmarktpositie en leeftijd beantwoordde nagegaan of hij of zij in het verleden een andere nationaliteit had. Was dat het geval dan werd die persoon weerhouden in de onderzoeksgroep als allochtone Belg. Naast deze herkomstinformatie bevatte het bestand ook enkele persoonsgegevens en arbeidsmarktgegevens.

2. Aanvullende informatieaanvraag

In het kader van een AGORA-project over de positie van allochtonen op de arbeidsmarkt werd aan de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) gevraagd om het hierboven beschreven databestand opnieuw te koppelen aan het Rijksregister en aan het Datawarehouse Arbeidsmarkt bij de KSZ (DWH) om zo meer gedetailleerde herkomst- en arbeidsmarktinformatie te bekomen. Door de koppeling aan het Rijksregister kon ook de vorige nationaliteit van de tot Belg genaturaliseerde allochtonen in het bestand opgenomen worden als variabele om eventuele verschillen in arbeidsmarktpositie te verklaren. Immers, binnen de groep van tot Belg genaturaliseerde vreemdelingen zijn er heel wat verschillen die grotendeels mee verklaard worden door de herkomstgroep waartoe zij behoren. Zo nemen bijvoorbeeld tot Belg genaturaliseerde Turken een totaal andere arbeidsmarktpositie in dan tot Belg genaturaliseerde Nederlanders.
Door de koppeling aan het in tussentijd gecreëerde DWH zijn ook heel wat meer arbeidsmarktgegevens voor de onderzoeksgroep beschikbaar dan in het oorspronkelijke databestand het geval was. Omdat het DWH pas informatie bevat vanaf 30 juni 1998 werd de arbeidsmarktsituatie op 30 juni 1998 in acht genomen in plaats van te kijken naar de arbeidsmarktpositie op het moment dat de steekproef werd getrokken (30 juni 1997).

Om de gegevens van de niet-Belgen en genaturaliseerde Belgen beter te kunnen plaatsen werd een vergelijkingsgroep aangevraagd. Het betreft hier arbeidsmarktinformatie van de totale bevolking (Belgen en niet-Belgen) in de arrondissementen Antwerpen, Hasselt en Genk die behoort tot de leeftijdsgroep 18-55 jaar en dit op 30 juni 1998.

3. Bewerkingen op het databestand

Om een duidelijk afgebakende onderzoeksgroep te hebben op 30 juni 1998 herdefiniëren we de onderzoeksgroep van allochtonen op 30 juni 1998 volgens de criteria waaraan ze op 30 juni 1997 moesten beantwoorden. Mensen die tussen 30 juni 1997 (datum van steekproeftrekking) en 30 juni 1998 (datum van arbeidsmarktinformatie) verhuisd zijn naar een ander arrondissement dan Antwerpen, Hasselt of Gent of naar het buitenland, personen die niet langer loontrekkend, werkzoekend of niet beroepsactief met een RVA-uitkering waren, personen voor wie op 30 juni 1998 geen enkele informatie meer beschikbaar is en personen die overleden zijn, worden niet weerhouden in de analyse.

We maken abstractie van het feit dat in de periode tussen 30 juni 1997 en 30 juni 1998 een aantal allochtonen de Belgische nationaliteit kregen. De reden hiervoor is dat we beschikken over nationaliteitsgegevens op 31 december 1998 en niet op 30 juni 1998, dus de gegevens zijn sowieso niet helemaal correct. Ten tweede zou het afbakenen van de groep niet-Belgen en genaturaliseerde allochtonen op basis van nationaliteitsinformatie van 1998, de verhouding tussen beide groepen veranderen. De groep genaturaliseerde allochtonen zou aangroeien, zonder dat de groep niet-Belgen wordt aangevuld met nieuwe niet-Belgen. We behouden dus de nationaliteits- en herkomstgegevens van 30 juni 1997.

Nemen we alle steekproefcriteria in acht, dan beantwoorden ongeveer 19 200 van de 150 800 allochtonen (12,7%) op 30 juni 1998 niet meer aan de gestelde vereisten om in de onderzoeksgroep te worden opgenomen. Uiteindelijk blijven er nog ongeveer 47 000 Vlamingen uit de arrondissementen Antwerpen, Hasselt en Gent over en zo’n 84 700 Brusselaars voor analyse.

Dit hoofdstuk is gewijd aan de loontrekkende allochtonen in de drie Vlaamse arrondissementen. Het gaat om 37 200 personen. In tabel M18.1 (deze tabel is terug te vinden in de cijferbijlage van hoofdstuk 18) vindt u de verdeling van de loontrekkende allochtonen en de vergelijkingsgroep naar arrondissement.

4. Representativiteit van de loontrekkende niet-Belgen in de Vlaamse onderzoeksgroep

Op basis van de populatiegegevens uit het DWH op 30 juni 1998 kunnen we nagaan in welke mate de onderzoeksgroep van niet-Belgen afwijkt van de totale populatie niet-Belgen in de drie geselecteerde Vlaamse arrondissementen. We kunnen dit uiteraard niet doen voor de genaturaliseerde allochtonen, vermits de informatie over het al dan niet genaturaliseerd zijn niet in het DWH is opgenomen.

De niet-Belgische vrouwen zijn in de onderzoeksgroep van loontrekkenden ongeveer even sterk vertegenwoordigd (29%) als in de populatie van niet-Belgische vrouwen (27%). Ook op het vlak van de leeftijdsverdeling blijkt de onderzoeksgroep representatief voor de populatie (zie tabel M18.2 in de cijferbijlage van hoofdstuk 18).

Tot slot bekijken we nog eens de verdeling van de niet-Belgen naar arrondissement en stellen vast dat de loontrekkende niet-Belgen uit Antwerpen en Hasselt in de onderzoeksgroep oververtegenwoordigd zijn in vergelijking met de reële populatie en zij uit het arrondissement Gent ondervertegenwoordigd.

Tabel M18.3 is terug te vinden in de cijferbijlage van dit hoofdstuk.

In figuur M18.1 (deze figuur is terug te vinden in de cijferbijlage van hoofdstuk 18) ziet u hoe de uiteindelijke onderzoeksgroep en vergelijkingsgroep is samengesteld naar arrondissement en herkomst.


(1) Verhoeven, H. (2000). De vreemde eend in de bijt, arbeidsmarkt en diversiteit. WAV-dossier. Leuven: K.U.Leuven-Steunpunt WAV.

(2) Dit is gedefinieerd als ‘alle personen die op 30 juni 1997 werknemer waren’ en gekend waren bij de RSZ. RSZ-PPO werknemers zijn hier dus niet in opgenomen.

(3) In dit hoofdstuk werken we enkel met de drie Vlaamse arrondissementen.