Ga verder naar de inhoud
Rapporten Copublicatie

Trendrapport Vlaamse arbeidsmarkt 2007

29 nov. 2007 — W. Herremans - F. Djait - M. Jacobs

Beschrijving

De Vlaamse economie leverde in 2006 haar beste prestatie sinds het begin van het nieuwe millennium en ook voor 2007 zijn de vooruitzichten optimistisch. In dit trendrapport gaan we na of de economische opleving zich ook weerspiegelt op de Vlaamse arbeidsmarkt. We bieden een overzicht van de toestand en ontwikkelingen op de Vlaamse arbeidsmarkt anno 2006 en 2007 en plaatsen de belangrijkste trends in een Belgisch en Europees perspectief.

Methodologie

1. Conjunctuur

Voor de evolutie van het bruto binnenlands product (bbp) in het Vlaams Gewest maken we gebruik van de gegevens van de Studiedienst Vlaamse Regering. Het bruto binnenlands product (bbp) van een land of van een regio is de marktwaarde van alle goederen en diensten die er op één jaar tijd worden geproduceerd. Het bbp is een veel gebruikte maatstaf voor de welvaartscreatie van een land of regio. De jaarlijkse toename van het bbp wordt uitgedrukt in constante prijzen. De recentste groei van het bbp (anno 2007) wordt geraamd door de Studiedienst Vlaamse Regering. Daarvoor gelden de prognoses van de Belgische bbp-cijfers zoals door het Federaal Planbureau opgemaakt als basis. Via regressietechnieken wordt hiervan de groei van het Vlaamse bbp afgeleid (Metadatabank van de Studiedienst Vlaamse Regering – http://aps.vlaanderen.be).

Het verloop van enkele conjunctuurindicatoren (uitzendactiviteit, tijdelijke werkloosheid, bedrijfsoprichtingen en –falingen) werd weergegeven aan de hand van trendlijnen. Er werd een trendindex berekend op basis van de trendniveaus. Deze werkwijze heeft tot doel de seizoensschommelingen af te vlakken.

Om de evolutie van de uitzendarbeid te beschrijven, gebruikten we de Federgon-index. Deze index geeft het seizoensgezuiverd niveau van de uitzendactiviteit weer. Hierbij wordt het aantal gepresteerde uren uitzendarbeid in rekening gebracht. De trendindex geeft weer met hoeveel procent de Federgon-index gestegen of gedaald is ten opzichte van januari 2000 (=100).

Bij de tijdelijke werkloosheid beschouwen we het aantal betalingsdossiers dat er in een maand werd ingediend bij de RVA. We werken met een trendniveau dat berekend is als het voortschrijdend gemiddelde van de laatste twaalf maanden. De trendindex geeft weer met hoeveel procent het trendniveau in die maand gestegen of gedaald is ten opzichte van januari 2000 (=100).

De cijfers voor de bedrijfsfalingen zijn afkomstig van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, op basis van de declaraties van de rechtbanken van Koophandel en het bedrijvenregister van de Algemene Directie Statistiek. De cijfers voor de bedrijfsoprichtingen zijn afkomstig van Graydon, op basis van publicatie in Belgisch Staatsblad en BTW-administratie. Ook hier werken we met een trendniveau dat het voortschrijdend gemiddelde is van de laatste 12 maanden. Bij de bedrijfsoprichtingen zegt de trendindex ons met hoeveel procent het trendniveau gestegen of gedaald is ten opzichte van januari 2003, bij de falingen is dat ten opzichte van januari 2001.


2. Werkzaamheid / jobs

Jobs in loondienst

Voor de methodologie bij de evolutie 1999-2006 van het aantal jobs in loondienst naar hoofdsector kunnen we verwijzen naar het WSE-rapport ‘De jobs zitten opnieuw in de lift’ (Booghmans, M. & Stevens, E. 2007. De jobs zitten opnieuw in de lift. Een analyse van het aantal jobs in België en het Vlaams Gewest in de periode 1999-2006. WSE Report. Leuven: Steunpunt WSE. www.steunpuntwse.be/publicaties.). Voor de meer recente evolutie (2006-2007) van de jobs in loondienst in België maken we gebruik van de gecentraliseerde RSZ-statistiek. De waarnemingssfeer van deze statistiek is beperkt tot de werknemers die moeten aangegeven worden aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Werknemers die onder de bevoegdheid vallen van andere sociale zekerheidsinstellingen (RSZPPO) zijn dus niet opgenomen. De term ‘gecentraliseerd’ wijst erop dat de jobs geografisch worden ingedeeld volgens woonplaats van de werknemer en dat de indeling naar activiteitssector gebeurt op basis van de hoofdactiviteit van de onderneming (de activiteit overeenkomstig het grootste omzetcijfer, of bij gebrek hieraan, de activiteit waaraan het grootste aantal werknemers deelneemt). De cijfergegevens naar activiteitensectoren werden geraamd op basis van het gemiddeld van het eerste en tweede kwartaal van het betreffende jaar. De sectorale verdeling is gebaseerd op de sectie-codes uit de Nace-Bel-nomenclatuur .

Werkzaamheidsgraad

Voor het berekenen van de werkzaamheidsgraad (jaargemiddelde) maken we gebruik van de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie – Algemene Directie Statistiek. Deze enquête maakt deel uit van de Labour Force Survey (LFS), dit is een door Eurostat gecoördineerde bevraging in de lidstaten van de Europese Unie. Op basis van de LFS kunnen we de Vlaamse/Belgische werkzaamheidsgraad vergelijken met andere Europese lidstaten.

De werkzaamheidsgraad toont de mate waarin de bevolking aan het werk is. Deze graad wordt berekend door het aantal werkenden te delen door de bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) en vervolgens te vermenigvuldigen met honderd. Volgens de criteria van de International Labour Organisation (ILO) is een werkende een persoon die in de referentieweek minstens 1 uur betaalde arbeid heeft verricht.

Trendlijn
De trendreeks voor de werkzaamheidsgraad van België, de gewesten en de EU-25 drukken we uit aan de hand van een voortschrijdend gemiddelde van vier kwartalen. Ter illustratie: trendniveau tweede kwartaal van 2007
= werkzaamheidsgraad (derde kwartaal 2006 + vierde kwartaal 2006 + eerste kwartaal 2007 + tweede kwartaal 2007) / vier.

Onderwijsniveau
De werkzaamheidsgraad naar (hoogst behaalde) onderwijsniveau wordt berekend op basis van de werkenden van 25 tot en met 64 jaar. We sluiten de 15- tot 24-jarigen uit omdat zij hun studies vaak nog niet afgerond hebben.

De indeling in laag-, midden- en hooggeschoolden is gebaseerd op de International Standard Classification of Education (ISCED). Hierin worden de laaggeschoolden gedefinieerd als zij die geen diploma hoger secundair onderwijs behaalden (ISCED 1-2). De middengeschoolden bezitten maximaal een diploma hoger secundair onderwijs. Bij hen horen ook diegenen die een postsecundaire, niet-hogere opleiding vervolledigden (ISCED 3-4). De hooggeschoolden worden tot slot gedefinieerd als de personen met een diploma hoger onderwijs. Zij hebben met andere woorden een opleiding aan een hogeschool of aan een universiteit met succes afgerond. Ook de personen die een voortgezette opleiding volgden of doctoreerden, worden als hooggeschoolden beschouwd (ISCED 5-6).

Ongelijkheidsmaten
De seksekloof wordt berekend door de werkzaamheidsgraad van de mannen van 25 tot en met 64 jaar te delen door de werkzaamheidsgraad van vrouwen van 25 tot en met 64 jaar. Een seksekloof van 1,18 bijvoorbeeld wil zeggen dat de werkzaamheidsgraad van mannen 18% hoger ligt dan de werkzaamheidsgraad van vrouwen.

De nationaliteitskloof wordt berekend door de werkzaamheidsgraad van de Belgen en onderdanen van andere EU-lidstaten van 25 tot en met 64 jaar te delen door de werkzaamheidsgraad van personen met een niet-Europese nationaliteit van 25 tot en met 64 jaar. Een nationaliteitskloof van 1,54 bijvoorbeeld wil zeggen dat de werkzaamheidsgraad van Europeanen 54% hoger ligt dan de werkzaamheidsgraad van niet-Europeanen.


3. Werkloosheid

ILO-werkloosheidsgraad

Om de Vlaamse werkloosheidssituatie te vergelijken met de buurlanden en het Europees gemiddelde maken we gebruik van de ILO-werkloosheidsgraad (jaargemiddelde). De cijfergegevens zijn afkomstig van de Eurostat Labour Force Survey. Dit is een door Eurostat gecoördineerde bevraging in de lidstaten van de Europese Unie, waarvan de Enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van de FOD Economie – Algemene Directie Statistiek de Belgische uitvoering is.

De ILO-werkloosheidsgraad geeft de verhouding tussen het aantal werklozen en de beroepsbevolking tussen 15 en 64 jaar. De beroepsbevolking bestaat uit alle werkenden en werklozen. Volgens de criteria van de International Labour Organisation (ILO) is een werkloze een niet-werkende die actief naar werk gezocht heeft in een referentieperiode van vier weken en binnen de twee weken een nieuwe job kan beginnen, of een niet-werkende die een job gevonden heeft die binnen de drie maanden begint. Het aantal ILO-werklozen verschilt van het aantal werklozen ingeschreven als niet-werkende werkzoekende bij de VDAB. Werklozen die omwille van uiteenlopende redenen geen actief zoekgedrag vertonen of niet meteen beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt worden niet bij de ILO-werklozen geteld. Bovendien wordt volgens de ILO-definitie iemand die tijdens de referentieweek van de enquête één uur of meer gewerkt heeft niet als werkloos beschouwd maar als werkend.

Niet werkende werkzoekenden

De Vlaamse werkloosheid wordt geoperationaliseerd aan de hand van de inschrijving als niet-werkende werkzoekende (nwwz) bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). De groep van nwwz bestaat uit de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen (uvw’s), de schoolverlaters in wachttijd, de vrij ingeschrevenen niet-werkende werkzoekenden en andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (onder andere OCMW). De meting van de nwwz vindt plaats op het einde van elke maand. De jaar-op-jaarvergelijking tussen 2005 en 2006 is enigszins vertekend omwille van de afschaffing van de stempelcontrole eind 2005. Dit heeft immers tot gevolg dat de telling van het aantal nwwz sinds 1 januari 2006 gewijzigd is. De VDAB-databank is voortaan gebaseerd op onder meer de DIMONA-gegevens (VDAB. 2006. Jaarverslag 2006. Brussel: VDAB). Tijdens het schrijfproces waren de gegevens via Arvastat beschikbaar tot en met oktober 2007. Om het jaargemiddelde van 2007 in te schatten, dienden we het aantal nwwz voor de maanden november en december te ramen. Deze raming verliep voor elke maand in drie stappen:

Raming november 2007:

1. Berekening groeipercentage oktober 2006 – november 2006
= (aantal nwwz november 2006 – aantal nwwz oktober 2006) *100
aantal nwwz oktober 2006


2. Berekening toename nwwz oktober 2007-november 2007
= aantal nwwz oktober 2007 * (Groeipercentage oktober 2006 – november 2006)
100

3. Berekening aantal nwwz in november 2007
= aantal nwwz in oktober 2007 + (toename nwwz oktober 2007-november 2007)

Dezelfde stappen werden gevolgd voor de raming van het aantal nwwz in december 2007. Het jaargemiddelde voor 2007 is dan, net zoals de andere jaargemiddelden, gelijk aan de som van de afzonderlijke maanden gedeeld door twaalf.

Voor het aantal nwwz in 2007 naar persoonskenmerken, maakten we verschillende jaarramingen voor drie groepen. De optelsom van de categorieën zal voor deze drie groepen licht verschillen.
1) geslacht x oderwijsniveau x leeftijd
2) herkomst
3) arbeidsgehandicapten

Onderwijsniveau
Bij de indeling naar onderwijsniveau bakenen we drie groepen af. De laaggeschoolde werkzoekenden hebben hoogstens een diploma van het basisonderwijs, eerste graad secundair onderwijs, tweede graad secundair onderwijs leertijd Syntra of deeltijds beroepssecundair onderwijs. De middengeschoolden hebben hoogstens een diploma van de derde en vierde graad secundair onderwijs. De hooggeschoolden hebben een diploma van het hoger onderwijs (eerste en tweede cyclus, universitair onderwijs).

Herkomst
De indeling volgens etniciteit is gebaseerd op nationaliteit, de vrijwillige registratie in het AMI-systeem en een door de studiedienst van de VDAB ontwikkeld naamherkenningsprogramma. Hierdoor kunnen werkzoekenden met bijvoorbeeld een Belgische nationaliteit toch als etnisch “allochtoon” gedetecteerd worden. Er wordt een indeling gemaakt in etnisch EU en etnisch niet-EU. Bij de nwwz van etnisch niet-EU origine wordt weergegeven of ze al dan niet van Maghrebijnse of Turkse afkomst zijn.

Arbeidsgehandicapten
De doelgroep van de arbeidsgehandicapten bestaat uit drie categorieën van werkzoekenden:

Werkzoekenden erkend door VAPH
Dit zijn werkzoekenden die via de inschrijvingsprocedure van het Vlaams Agenstchap voor Personen met een Handicap (VAPH) erkend zijn als persoon met een handicap inzake tewerkstelling. Zij beschikken over een Vlaams Fondsnummer en hebben recht op bijstand inzake tewerkstelling of opleiding.

Werkzoekenden uit het buitengewoon onderwijs
Dit zijn werkzoekenden die een diploma hebben van Buitengewoon Secundair Onderwijs (BUSO) of Buitengewoon Lager Onderwijs (BLO). Ook werkzoekenden met afgebroken studies uit het BUSO of BLO worden hierin opgenomen.
Het buitengewoon onderwijs richt zich op jongeren met een handicap of met leer- en opvoedingsmoeilijkheden.

Werkzoekenden met beperkte of zeer beperkte geschiktheid
De arbeidsgeschiktheid van een werkzoekende geeft zijn mogelijkheden weer om arbeid te verrichten. Dit wordt door de VDAB geregistreerd op basis van een attestering door een arts (bv. de behandelende arts, de adviserend geneesheer, de arts van de RVA, ...) of bij gebrek daaraan op basis van het resultaat van een medisch onderzoek.


4. Aansluiting vraag en aanbod

Krapte

Bij de bespreking van de krapte op onze arbeidsmarkt werd de trend weergegeven van de nwwz en de vacatures exclusief interim. De trendniveaus betroffen telkens het voortschrijdend gemiddelde van de laatste 12 maanden. Het trendniveau van de krapte werd bekomen door het trendniveau van het aantal nwwz te delen door het trendniveau van het aantal vacatures.

Demografie

Voor de evolutie van de bevolking en van de bevolkingsvooruitzichten hebben we gebruik gemaakt van de statistieken van de FOD Economie – Algemene Directie Statistiek. Voor de jaren 2000 tot 2006 gaat het om de effectieve bevolkingscijfers. Voor de jaren 2008 tot 2025 gaat het om prognoses die gebaseerd zijn op waarnemingen tot 1 januari 2000 (NIS. 2001. Mathematische demografie. Bevolkingsvooruitzichten 2000-2050. Brussel: Nationaal Instituut voor de Statistiek).

Referentie

Herremans, W., Djait, F., & Jacobs, M. (2007). Trendrapport Vlaamse arbeidsmarkt 2007 (WSE Report 6-2007). Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie.