Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Trends op de Vlaamse arbeidsmarkt

20 dec. 2002 — C. Vermandere

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2002, hoofdstuk 2.

Samenvatting

Al in de vorige editie van het Jaarboek waren er aanwijzingen dat de gunstige arbeidsmarktevoluties in Vlaanderen stokten en dat 2001 wel eens een scharnierjaar kon zijn na een periode van onafgebroken werkzaamheidsgroei. Toen al bleek de werkloosheid niet langer te dalen en lag het aantal openstaande vacatures lager dan het jaar voordien. Vandaag kunnen we dit plaatje vervolledigen én bevestigen op basis van de recentste werkzaamheids- en werkgelegenheidscijfers. Het vermoeden dat de economische groeivertraging in de tweede helft van 2001 wel eens de voorbode kon zijn van een periode van minder gunstige economische omgeving werd bewaarheid. Groeiprognoses voor 2002 zijn al meermaals neerwaarts bijgesteld en voor 2003, het jaar dat naar voor werd geschoven als start voor een krachtige groeiherneming, gelden nog steeds een aantal onzekerheden die roet in het eten kunnen strooien. Vraag is of ook de arbeidsmarktindicatoren bij deze economische onheilsberichten aansluiten.

Methodologie

2.1 Evolutie van de werkzaamheidsgraad

De werkzaamheidsgraad wordt berekend als het aandeel werkenden binnen de bevolking tussen 15 en 64 jaar. Deze berekening wordt gebaseerd op de NIS Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK), de Belgische uitvoering van de door Eurostat gecoördineerde Labour Force Survey (LFS). In 2001 wordt de berekeningswijze van het ILO-statuut gewijzigd. Van belang voor het aantal werkenden is dat personen in voltijdse loopbaanonderbreking in 2001 enkel bij de werkenden worden gerekend indien de loopbaanonderbreking voor maximum drie maanden werd opgenomen, terwijl voordien alle voltijdse loopbaanonderbrekers bij de werkenden werden geteld. Hierdoor vertoont de evolutie van het aantal werkenden een breuk tussen 2000 en 2001.(1)

Om een beeld te krijgen van de werkelijke evolutie van het aantal werkenden hebben we de cijfers van 1999 en 2000 herraamd. We bespreken de impact van de wijziging op de cijfers van 2000. De cijfers van 1999 zijn op identiek dezelfde wijze herraamd.

Om een correct beeld te kunnen geven van de evolutie tussen 2000 en 2001 worden alle 17 000 Vlaamse voltijdse loopbaanonderbrekers van de werkenden naar de niet-beroepsactieven verschoven. Dat we alle loopbaanonderbrekers bij de niet-beroepsactieven rekenen, komt omdat het verschil tussen een loopbaanonderbreking korter of langer dan drie maanden nog niet was opgenomen in de vragenlijst van de EAK 2000. Groot is de vertekening hierdoor niet omdat we weten dat in 2001 slechts een 1 300-tal personen een loopbaanonderbreking van minder dan drie maanden heeft opgenomen, dit is slechts 7,8% van alle personen met een voltijdse loopbaanonderbreking. In de tabel hieronder geven we een korte samenvatting van de belangrijkste verschuivingen van het aantal werkenden naar leeftijd, geslacht en onderwijsniveau. Het spreekt voor zich dat de verschuivingen van het aantal niet-beroepsactieven precies het tegenovergestelde verloop laten zien.

Evolutie van het aantal loontrekkenden.

Op basis van de RSZ-LATG-databank krijgen we per kwartaal een beeld van de evolutie van het aantal loontrekkenden. Het gaat hier niet om de totale loontrekkende bevolking, enkel werknemers die moeten worden aangegeven aan de RSZ zijn in de databank opgenomen. Werknemers die tewerkgesteld worden bij de plaatselijke en provinciale overheden (aangegeven bij RSZPPO) en zeelieden ter koopvaardij (aangegeven bij HVKZ) zijn niet opgenomen. Toch omvat de databank zo’n driekwart van de werkende populatie. Door het systeem van de ‘Snelle Ramingen’ kan reeds enkele maanden na het verstrijken van een kwartaal een vrij correct beeld van het aantal loontrekkenden worden gegeven. Eenmaal het definitieve cijfer gekend, wordt het geraamde cijfer eventueel bijgesteld.

2.2 Evolutie van de werkgelegenheid

Zie methodologie bij hoofdstuk 9 (Werkgelegenheid)

2.3 De onevenwichten op de arbeidsmarkt

Zie methodologie bij hoofdstukken 7 (Werkloosheid) en 13 (Vacatures)

Een indicator van spanning (krapte) op de arbeidsmarkt is het aantal niet-werkende werkzoekenden (nwwz) per vacature. Het aantal nwwz wordt gemeten als het gemiddeld aantal bij de VDAB ingeschreven nwwz op het einde van de maand, het aantal vacatures als het gemiddelde aantal openstaande VDAB-vacatures op het einde van elke maand. Hoe lager deze indicator, hoe krapper de arbeidsmarkt.

De plaatsingstijd van een vacature is het aantal dagen dat een vacature blijft openstaan voor ze wordt ingevuld en geeft dus aan hoe moeilijk of gemakkelijk het is om een geschikte werknemer te vinden voor de vacature. In tijden van krapte is de plaatsingstijd van de vacatures doorgaans langer. Omdat de gemiddelde plaatsingstijd te sterk beïnvloed worden door extreme waarden, wordt er gewerkt met ’de mediane plaatsingstijd’. Deze bekomt men door voor elke vacature het aantal dagen te nemen dat de vacature openstond en deze aantallen te ordenen van klein naar groot. De middelste waarde in de reeks is de mediane plaatsingstijd. De mediane plaatsingstijd heeft enkel betrekking op de vacatures uit het NEC die geplaatst werden via een consulent (via AMI). Van de vacatures die via de jobmanager geplaatst werden is de plaatsingstijd niet gekend.

De paragraaf over de knelpuntberoepen is gebaseerd op de jaarlijkse VDAB-lijst met knelpuntberoepen. Het aantal nwwz per knelpuntberoep wordt op analoge wijze berekend als het aantal nwwz per vacature. Voor het aantal nwwz komen in aanmerking: alle nwwz jonger dan 45 jaar die bij hun inschrijving beroepsaspiraties voor het beroep hebben opgegeven en die volgens de VDAB geschikt zijn om het beroep uit te oefenen. Omdat een nwwz meerdere beroepsaspiraties kan opgeven (maximaal 8), kan eenzelfde werkzoekende in de arbeidsreserve voor meerdere knelpuntberoepen voorkomen.


(1) Er zijn ook nog twee wijzigingen die een verschuiving veroorzaken tussen het werkloze en het niet-beroepsactieve segment. U kunt een volledige beschrijving van de wijzigingen vinden in de nota bij arbeidsmarktflits 24, eveneens op deze website.