Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Uitgerust op rustpensioen. Eindeloopbaan en pensioenvorming in Vlaanderen

01 mrt. 2005 — W. Herremans

Beschrijving

Anno 2001 lag de gemiddelde pensioenleeftijd in Vlaanderen op 61,6 jaar. Vlaamse mannen waren op het ogenblik van de pensionering gemiddeld iets ouder dan 62 jaar en vrouwen iets jonger dan 61 jaar. Het gaat hier om de leeftijd berekend aan de hand van administratieve bronnen waarop een gemiddelde Vlaming effectief toetrad tot een officieel rustpensioen. De meerderheid van de personen die een rustpensioen opnamen, was echter al op vroegere leeftijd gestopt met werken. Maar liefst 61,4% van de Vlamingen die in 2001 toetraden tot een rustpensioen was aan de vooravond van het pensioen (op 31 december 2000) niet meer actief als werkende. Ofwel maakten zij de overgang naar het rustpensioen vanuit stelsels zoals het brugpensioen en de vrijstelling als oudere werkloze, ofwel was er op het ogenblik dat ze het rustpensioen opnamen helemaal niets meer geweten over hun sociaal-economisch statuut. De andere 38,6% van de nieuwe gepensioneerden in 2001 maakte de overgang wel rechtstreeks vanuit een werkend statuut. In dit rapport bespreken we deze transitiepatronen meer in detail en gaan we uitgebreid in op de verschillen tussen werknemers-, zelfstandigen- en ambtenarenpensioenen. De Belgische gegevens zijn opgenomen in de cijferbijlage.

Methodologie

1. Het project

De data over de pensioenleeftijd en de eindeloopbaanpatronen resulteren uit een onderzoeksproject waarbij een koppeling gelegd werd tussen het Pensioenkadaster en het Datawarehouse Arbeidsmarkt bij de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ). De gegevens uit deze koppeling worden bewerkt en gerapporteerd door enerzijds het Steunpunt WAV in het kader van de onderzoeksprojecten ‘de integratiemogelijkheden Pensioenkadaster in het Datawarehouse Arbeidsmarkt (feasibility studie in opdracht van FOD-Sociale Zaken)’ en ‘de analyse van de Vlaamse arbeidsmarkt (decretale opdracht VIONA)’ en anderzijds de Afdeling Sociaal Beleid van het Departement Sociologie aan de K.U.Leuven in het kader van het onderzoeksproject ‘de onzichtbare pensioenen in België (DWTC-opdracht)’. Dit rapport kadert in de opdracht FOD-Sociale Zaken.

2. De bronnen

Het pensioenkadaster is een databank met gegevens over wettelijke en aanvullende pensioenvoordelen.1 Elke instelling die belast is met de uitbetaling van pensioenvoordelen (o.a. de Rijksdienst voor Pensioenen en de Administratie der Pensioenen) dient periodieke pensioenaangiften te doen bij het pensioenkadaster. Per persoon en per maand worden alle pensioenbetalingen geregistreerd. Op basis van de gegevens uit het pensioenkadaster wordt door het RIZIV een wettelijke inhouding van 3,55% verricht op alle uitbetaalde pensioenvoordelen.2

Het Datawarehouse Arbeidsmarkt bij de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) beoogt de koppeling van arbeidsmarktgegevens afkomstig van verschillende socialezekerheidsinstellingen.3 De populatie van het Datawarehouse Arbeidsmarkt bestaat uit alle personen die gekend zijn bij één van de betrokken instellingen, aangevuld met de gezinsleden van deze personen. Op basis van de gecombineerde informatie wordt een gedetailleerde verdeling van de DWH-populatie naar socio-economische positie opgemaakt. Afhankelijk van de positie op of naast de arbeidsmarkt wordt de populatie ingedeeld volgens een nomenclatuur tot op vijf digits, vertrekkende van vier hoofdgroepen (werkend, werkzoekend, niet beroepsactief of onbekend). Hierbij wordt telkens de laatste dag van het kwartaal in aanmerking genomen.4

3. De steekproef

3.1 Globaal

Het onderzoek is gebaseerd op een steekproef van alle personen die in de maand januari geboren werden en die in 2001 een pensioenvoordeel ontvingen. Aangezien we één geboortemaand selecteerden kunnen we er ruwweg van uit gaan dat we spreken over 1/12e van de totale populatie van gepensioneerden.

Voor de steekproefpersonen werden relevante pensioenkenmerken uit het Pensioenkadaster (zoals de begindatum van het pensioen en het pensioenstelsel) gekoppeld aan arbeidsmarktgerelateerde variabelen uit het Datawarehouse Arbeidsmarkt bij de KSZ (zoals de socio-economische positie). Voor de analyse over eindeloopbaan en pensioenvorming bakenden we de onderzoekspopulatie verder af tot de steekproefpersonen die in december 2001 een pensioenvoordeel ontvingen, ongeacht de begindatum van het pensioen (177 322 steekproefpersonen).

3.2 Rustpensioenen

Verder maakten we een onderscheid tussen rustpensioenen, overlevingspensioenen en aanvullende pensioenen (2e pijler). Op basis van de definitie onder punt 4 (zie verder) werden enkel die personen geselecteerd die in december 2001 een ‘rustpensioen’ ontvingen, ongeacht de begindatum van het pensioen (148 328 steekproefpersonen). Dit wil dus zeggen dat de personen die wel een overlevingspensioen of een aanvullend pensioen kregen ‑ maar geen rustpensioen ‑ niet weerhouden werden.

3.3 De rustpensioenen die in 2001 ingingen

Voor de analyse over eindeloopbaan en pensioenvorming keken we bovendien enkel naar die personen die (1) in het Vlaams Gewest woonden (nog 81 017 steekproefpersonen van de 148 328 personen met een rustpensioen) en (2) in de loop van 2001 voor het eerst een rustpensioen ontvingen (nog 3 963 steekproefpersonen van de 81 017 Vlamingen met een rustpensioen). Dit kunnen we doen op basis van de variabele begindatum van het pensioen.

Op die manier selecteren we de personen die in 2001 met rustpensioen gingen, of de zogenaamde ‘nieuwe’ rustgepensioneerden. Vrouwen (of mannen) die eerst afstand nemen van een klein persoonlijk rustpensioen om te kunnen meegenieten van een (voordeliger) gezinspensioen uit hoofde van de man en pas na het overlijden van hun echtgenoot voor het eerst het eigen rustpensioen opnemen, beschouwen we echter niet als nieuwe gepensioneerden. Deze specifieke groep van rustgepensioneerden kennen we niet als dusdanig, maar ramen we op basis van de kenmerken ‘pensioenleeftijd’ en ‘statuut voorafgaand aan het pensioen’: personen die na de officiële pensioenleeftijd (62/65 jaar) toetreden tot een rustpensioen èn waarvan het arbeidsmarktstatuut op 31 december van het voorgaande jaar niet gekend was, nemen we niet op in de analyse. Als we dit toch zouden doen dan zou de gemiddelde pensioenleeftijd van vrouwen hoger liggen; bij de mannen zou die niet wijzigen. Uiteindelijk weerhielden we 3 806 steekproefpersonen die in 2001 pensioneerden.

Bij de analyse van de verschillende pensioenstelsels kijken we per stelsel naar de Vlamingen die in 2001 een pensioenvoordeel ontvingen: werknemers (3 092 steekproefpersonen die in 2001 voor het eerst een rustpensioen ontvingen in het stelsel van werknemers), zelfstandigen (799 steekproefpersonen), ambtenaren (732 steekproefpersonen). Hierdoor wordt een persoon die meerdere stelsels combineert ook meerdere keren geteld. De som van de drie stelsels is dan ook verschillend van het totaal aantal gepensioneerden.

4. Definitie wettelijke rustpensioen

In het kader van het onderzoeksproject werd een werkbare definitie opgesteld om de wettelijke rustpensioenen af te bakenen. Aan de hand van de beschikbare variabelen in het Pensioenkadaster maken we hiervoor een stapsgewijze filtering van de steekproefpersonen.

Filter 1:
Enkel de nationale pensioenvoordelen worden weerhouden (o.b.v. de oorsprong van het recht).

Filter 2:
Enkel de instellingen die wettelijke pensioenen uitkeren (1e pijler) worden weerhouden (o.b.v. het aansluitingsnummer van de instelling). Het gaat om volgende (groepen van) instellingen:
* Rijksdienst voor Pensioenen (RVP): voordelen 1e pijler en voordelen van de wettelijke kapitalisatie indien ze samen met het pensioen worden betaald
* Rijksdienst voor Pensioenen (RVP): voordelen van de wettelijke kapitalisatie die niet samen met een pensioen betaald worden
* Administratie der Pensioenen
* N.M.B.S.
* Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid
* Belgacom
* Pensioenfonds BIAC
* RSZ-PPO
* radio en televisie
* intercommunales, gemeenteregies en agglomeraties
* ziekenhuizen
* federale organen
* organen Franstalige Gemeenschap - Waals Gewest
* organen Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest
* organen Brussels Hoofdstedelijk Gewest
* Andere (Office de la Navigation, Dienst voor Scheepvaart, Commission Provinciale des Fondations de Bourses d’Etudes du Brabant, Commission des Fondations de Bourses d’Etudes Liège, Academie de Musique de Saint-josse-ten Noode, T.M. Opera voor Vlaanderen)

Filter 3:
Enkel de rustpensioenen worden weerhouden (o.b.v. type van het pensioen enerzijds en aansluitingsnummer van de instelling in combinatie met de code van het voordeel anderzijds). Ten eerste worden enkel de voordelen met een rust of persoonlijk recht weerhouden. Bij de RVP worden ten tweede op basis van de code van het voordeel enkel de volgende voordelen weerhouden als rustpensioen:
* Rustpensioen werknemer
* Rustpensioen zelfstandige
* Rente rustpensioen A.S.L.K. geïndexeerd
* Europees rustpensioen zelfstandige
* Vergoeding bijzonder brugpensioen werknemer (uitdovend stelsel)
* Vergoeding bijzonder brugpensioen zelfstandige (uitdovend stelsel)
* Rust werknemer – subrogatie E.U.
* Ouderdomsrente – subrogatie E.U.
* Ouderdomsrente
* Aanvulling RPW
* Aanvulling vergoeding brugpensioen
* Aanvulling Belgische staat
* Rente rustpensioen A.S.L.K niet geïndexeerd
* Niet geïndexeerde rente (rust) E.U.
* Niet geïndexeerde rente (rust)
* Belgische staat werknemer
* Belgische staat zelfstandige

1 De gegevens inzake de wettelijke en aanvullende pensioenvoordelen gaan terug tot 1 januari 1998 en de gegevens inzake de kapitalen tot 1 oktober 1980.

2 De inhouding van 3,55% wordt wel enkel verricht indien de gecumuleerde pensioenvoordelen een bepaald grensbedrag overschrijden.

3 De deelnemende instellingen zijn RVA, RSZ, RSVZ, RIZIV, RKW, RSZPPO en RVP.

4 Meer informatie hierover vindt u in de gebruikershandleiding bij het Datawarehouse Arbeidsmarkt op www.ksz-bcss.fgov.be.