Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Uitzendarbeid als springplank?

20 dec. 2003 — M. Booghmans

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2003, hoofdstuk 10.

Samenvatting

Jongeren zijn nog steeds in de meerderheid wat uitzendarbeid betreft. Ze zien uitzendarbeid als een middel om ervaring op te doen en als een opstap naar vast werk. Bedrijven gebruiken uitzendarbeid voor rekrutering, als een opvangnet voor productieschommelingen en om tijdelijke afwezigheden op te vangen. Bureelbedienden en metaalbewerkers worden het meest gezocht in de uitzendsector. Zowel de dienstensector als de industrie maken dan ook vaak gebruik van uitzendwerk. Slechts een kleine groep van de uitzendkrachten blijft gedurende een lange tijd uitzendopdrachten uitvoeren. Meer dan de helft van de uitzendkrachten die uitstromen, gaat naar het werkende segment van de arbeidsmarkt. Hiervan vindt een groot deel een (vaste) job in het bedrijf waar men de uitzendopdracht uitgevoerd heeft. Eén op vier komt in de niet-beroepsactiviteit terecht. Slechts een vijfde van de uitstromers uit de uitzendarbeid wordt (uitkeringsgerechtigd) werkloos. Uitzendarbeid lijkt dus een goede springplank naar (meer definitief) werk.

Methodologie

1. Uitzendkrachten anno 2002

Het aantal uitzendkrachten in 2002 wordt gebaseerd op de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK), de Belgische uitvoering van de door Eurostat gecoördineerde Labour Force Survey (LFS). We beschouwen als uitzendkrachten degenen die op de vraag aan personen met tijdelijk werk ‘Om welk soort tijdelijk werk gaat het?’ antwoordcategorie ‘arbeid als uitzendkracht’ kiezen (Q15a = 1). Het gaat hier om een subjectieve bevraging waardoor we het aantal uitzendkrachten waarschijnlijk onderschatten. Het is namelijk mogelijk dat sommige personen uitzendarbeid verrichten, maar het werk niet als uitzendarbeid beschouwen. We gaan er echter vanuit dat de uitzendkrachten afkomstig uit de EAK representatief zijn voor de totale groep uitzendkrachten.

2. Beroepen en sectoren van uitzendkrachten

De analyse van het profielonderzoek van de uitzendkrachten in België is gebaseerd op twee databronnen. Een eerste bron is een administratief bestand van het Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten. Dit bestand bevat alle personen die uitzendarbeid verrichtten in 2001. In totaal werden de gegevens van 376 718 personen opgenomen in dit onderzoek. Vervolgens werd uit deze groep een representatieve steekproef getrokken die begin juni 2002 telefonisch gecontacteerd werd voor het afnemen van een enquête (Idea Consult). Met het doel een netto-respons te behalen van 1 503 uitzendkrachten dienden 4 040 personen te worden gecontacteerd. Om de representativiteit van de netto-respons te garanderen, werd een aantal quota opgelegd, gebaseerd op vier persoonskenmerken uit het bestand van het Sociaal Fonds, namelijk geslacht, leeftijd, statuut (arbeider, bediende) en nationaliteit.

3. Uitstroom uit de uitzendarbeid

Het Datawarehouse is een databestand waarin administratieve bestanden van een aantal sociale zekerheidsinstellingen (RIZIV, RKW, RSVZ, RSZ, RSZPPO en RVA) op permanente wijze aan elkaar gekoppeld zijn. Deze koppeling gebeurt op de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. Uit het Datawarehouse werd een steekproef -PMBA-bestand (Panel Mobiliteit Bevolking op Arbeidsleeftijd) - getrokken op basis van cijfers van het tweede kwartaal 1998, dit is het eerste kwartaal waarvoor data beschikbaar zijn in het Datawarehouse. De steekproefpopulatie werd vervolgens ieder kwartaal opgevolgd tot en met het derde kwartaal van 2000, op het moment van de steekproeftrekking het meest recent beschikbare kwartaal in het Datawarehouse. Bij de steekproeftrekking werd de populatie uit het Datawarehouse verdeeld naar gewest, arbeidspositie, woonplaats, en voor de werkenden ook naar activiteitssector. De steekproefpopulatie bestaat uit 609 971 personen, zijnde 10% van de Datawarehousepopulatie. Voor meer informatie verwijzen we naar de nota over het PMBA-bestand (op www.steunpuntwav.be klik op ‘nota’s en persteksten’).

De categorie ‘Deeltijds werkend’ bevat de deeltijds werkenden en de PWA’ers (tewerkgesteld in een Plaatselijk WerkgelegenheidsAgentschap) met een vrijstelling van inschrijving als werkzoekende bij de VDAB. De categorie ‘Andere werkenden’ bevat de statuten loontrekkend gecombineerd met zelfstandig als hoofdberoep, loontrekkend als hoofdberoep gecombineerd met zelfstandig, zelfstandig (inclusief helpers), loontrekkend waarbij niet gekend is of het om een voltijdse of deeltijdse job gaat, loontrekkend in een speciaal arbeidsregime en tenslotte loontrekkende uitzendkracht als hoofdberoep gecombineerd met zelfstandig. Deze categorie werd niet opgenomen bij de uitzendkrachten, omdat we enkel de groep die uitsluitend uitzendarbeid verricht onder de loep nemen. De categorie ‘Niet-beroepsactief’ wordt gevormd door de statuten geschorste werkloze, voltijds loopbaanonderbreking, voltijds brugpensioen en andere niet-beroepsactieven.