Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Vacatures

20 dec. 2003 — K. Geurts

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2003, hoofdstuk 7.

Samenvatting

De minder gunstige conjunctuur mist haar effect op de vacaturemarkt niet. In 2002 is het gemiddeld aantal openstaande vacatures bij de VDAB gedaald tot 30 270. De afname van het aantal werkaanbiedingen in combinatie met de groei van het aantal werkzoekenden zorgde voor een meer ‘ontspannen’ arbeidsmarkt. Het aantal werkzoekenden per openstaande VDAB-vacature steeg tot 6,2 en de vacatures raakten steeds sneller ingevuld. De onzekere economische situatie zette bedrijven er ook toe aan anders te werven: steeds minder vaste contracten werden aangeboden terwijl het aantal werkaanbiedingen voor tijdelijke jobs aan belang won.

Na een globaal overzicht van de vacaturemarkt bespreken we in dit hoofdstuk drie grote beroepsgroepen: de verkopers, de technici en de administratief bedienden. Voor elk van deze drie groepen stonden in 2002 permanent meer dan 1 500 vacatures open bij de VDAB. We stellen vast dat deze beroepsgroepen een aantal belangrijke knelpuntberoepen tellen en dat werkgevers vaak een beroep doen op de uitzendsector om deze vacatures in te vullen. Uit de bespreking blijkt andermaal dat de oorzaken van de knelpunten erg uiteenlopend zijn.

Methodologie

1. Minder openstaande vacatures

Het aantal vacatures wordt bepaald aan de hand van het gemiddeld aantal openstaande VDAB-vacatures in het Normaal Economisch Circuit (NEC). Het gemiddeld aantal wordt berekend door per jaar het aantal lopende vacatures op het einde van elke maand op te tellen en vervolgens te delen door 12. Het NEC omvat de contracten van bepaalde duur en de in de tijd beperkte contracten. Niet inbegrepen in het NEC zijn de gesubsidieerde jobs in overheidsdiensten of non-profit organisaties en de jobs in het kader van de European Employment Services. Anno 2002 heeft 95% van het gemiddeld aantal openstaande VDAB-vacatures betrekking op het NEC.

Het gebruik van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) als bron voor een beschrijving van de vacaturemarkt heeft zijn beperkingen. De voornaamste is dat het VDAB-bestand slechts een deel van de totale vacaturemarkt omvat. Enkel bedrijven vanaf 20 werknemers zijn verplicht hun vacatures bij de VDAB te melden, maar ook zij doen dit niet altijd. In andere Europese landen (Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland) wordt het aantal vacatures dat door arbeidsbemiddelingskantoren wordt genoteerd, gecorrigeerd op basis van bedrijfsenquêtes en/of krantenadvertenties, zodat een meer betrouwbare analyse mogelijk is. In Vlaanderen is van een dergelijke correctie geen sprake.

De raming van het gemiddeld aantal openstaande vacatures in 2003 gebeurde op basis van de maandgegevens voor de eerste tien maanden van 2003. Voor de raming van het aantal openstaande vacatures op het einde van november en december 2003 werd de procentuele evolutie tijdens de laatste maanden van 2002 toegepast op het aantal openstaande vacatures op het einde van oktober 2003. De raming van het aantal vacatures naar hoofdsector in 2003 gebeurde op basis van de maandgegevens voor de eerste negen maanden van 2003.

De evolutie van het aantal openstaande vacatures tussen 2000 en 2003 is beïnvloed door twee wijzigingen in de registratie van de VDAB-vacatures. Ten eerste kunnen de werkgevers sinds september 2000 zelf hun vacatures on line invoeren in het WIS-systeem via de ‘jobmanager’. Door deze administratieve vereenvoudiging nam het aantal VDAB-vacatures gevoelig toe. In 2002 werd 34% van het gemiddeld aantal openstaande VDAB-vacatures geplaatst via de jobmanager. Ten tweede worden sinds oktober 2002 de interimvacatures, meegedeeld via de jobmanager, automatisch afgesloten na twee weken en ook voor de overige circuits is het opvolgingsschema verstrakt. Het aantal openstaande vacatures daalde daardoor tussen september en oktober 2002 sterker dan de jaren ervoor (-15% tegenover –9% in 2001 en –8% in 2000). Aangezien de nieuwe opvolgingswijze enkel de drie laatste maanden van 2002 betreft, heeft ze slechts een beperkte invloed op het totaal aantal openstaande vacatures in 2002, maar ze is wel van invloed op de raming voor 2003.

De verdeling van de vacatures naar sector gebeurde aan de hand van de WAV-sectorindeling. Voor een gedetailleerde beschrijving van deze sectorale indeling, klik hier.

2. Van vaste naar tijdelijke werkaanbiedingen

Bij de indeling van de vacatures naar circuit worden de vacatures voor tijdelijke jobs, voor studentenjobs, voor de extra’s in de horeca en voor interimjobs bij de tijdelijke vacatures gerekend.

3. Een meer ‘ontspannen’ arbeidsmarkt

De spanning op de arbeidsmarkt meten we aan de hand van de verhouding tussen het gemiddeld aantal niet-werkende werkzoekenden en het gemiddeld aantal openstaande VDAB-vacatures (nwwz/vacature). Een tweede spanningsindicator is de mediaan van de plaatsingstijd (de middelste van de naar grootte gerangschikte waarnemingen): de plaatsingstijd is de duur die verstrijkt tussen het plaatsen van een vacature en de invulling ervan. Deze mediane plaatsingtijd wordt enkel berekend voor het AMI-systeem (de registratie van de vacature door de VDAB in het arbeidsmarktinformatiesysteem) en niet voor de jobmanager (de online-registratie van de vacature door de werkgever zelf).

4. Enkele grote beroepsgroepen in detail

Voor de verdeling van de vacatures over de verschillende beroepen en beroepsgroepen volgen we de indeling van de VDAB. Deze indeling is hiërarchisch opgebouwd. De code van het beroep bestaat uit vijf cijfers waarbij de eerste drie cijfers van de beroepencode de beroepsgroep aanduiden en de volgende twee cijfers een verdere detaillering op het beroepenniveau.

Analoog aan de algemene spanningsindicator nwwz/vacature wordt per beroep een spanningsindicator berekend: de verhouding tussen het gemiddeld aantal niet-werkende werkzoekenden en het gemiddeld aantal openstaande VDAB-vacatures. Voor het gemiddeld aantal niet-werkende werkzoekenden komen in aanmerking: alle niet-werkende werkzoekenden jonger dan 45 jaar die bij hun inschrijving beroepsaspiraties voor het bepaalde beroep hebben opgegeven en die volgens de VDAB voldoende geschikt zijn om het beroep uit te oefenen. Omdat een niet-werkende werkzoekende meerdere beroepsaspiraties kan opgeven (ten hoogste acht), kan eenzelfde werkzoekende in de arbeidsreserve voor meerdere beroepen terechtkomen. Voor ieder vacatures wordt bij de VDAB geregistreerd of er minder dan zes maanden, tussen zes maanden en twee jaar, of meer dan twee jaar ervaring gevraagd wordt aan de sollicitant. Het aandeel van de eerste groep beschouwen we als het aantal vacatures waarvoor weinig ervaring wordt gevraagd.

De VDAB registreert eveneens het gevraagde onderwijsniveau van de vacatures. We maken een onderscheid tussen de vacatures waarvoor geen of lage diplomavereisten gesteld worden (geen diploma, diploma van middenstandsopleiding of van de tweede graad van het secundair onderwijs), vacatures waarvoor middelhoge diplomavereisten gelden (diploma van derde of vierde graad van het secundair) en vacatures waarvoor hoge diplomavereisten gesteld worden (diploma van het hoger onderwijs korte en lange type of van het universitair onderwijs).

Tot slot registreert de VDAB ook de tijdsregeling waarin de vacante betrekking moet uitgeoefend worden. We hergroepen deze tijdsregelingen tot drie categorieën: 1) voltijdse betrekkingen die overdag worden uitgeoefend, 2) deeltijdse betrekking overdag en 3) jobs in ploegenstelsel, volcontinue tijdsregeling of nachtwerk.