Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Via Boekarest naar Lissabon? De intrede van Bulgarije en Roemenië op de Europese arbeidsmarkt

23 mei 2007 — E. Stevens

Beschrijving

Op 1 januari 2007 traden de Oost-Europese landen Bulgarije en Roemenië toe tot de Europese Unie. Hierdoor staat de EU-teller op 27 lidstaten. In deze nota staat vooral het arbeidsmarkt-gebeuren van de nieuwe lidstaten centraal en meer bepaald de invloed ervan op de Europese monitoring die voornamelijk in het teken staat van de doelstellingen zoals vooropgesteld op de Europese top van Lissabon.

Methodologie

1. De cijfers

De cijfers voor België en de gewesten zijn berekend op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) van het Federale Overheidsdienst Economie, Afdeling Statistiek. Het gaat in beide gevallen om jaargemiddelden voor 2004 en 2005.

De cijfers voor de andere lidstaten van EU-27 zijn afkomstig van de Labour Force Survey, beheerd door Eurostat, de statistische dienst van de Europese Unie. Ook hier gaat het om jaargemiddelden voor 2004 en 2005.

2. Werkzaamheid, werkloosheid en niet-beroepsactiviteit

De werkzaamheidsgraad wordt berekend als het aandeel werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 jaar). De werkloosheidsgraad geeft het aandeel werklozen in de beroepsbevolking. De beroepsbevolking wordt berekend als de som van de werkenden en de werklozen. Bij de werklozen gaat het om de definitie zoals de Internationale Arbeidsorganisatie ze hanteert: een ILO-werkloze is iemand die niet werkt, die de afgelopen vier weken actief naar werk heeft gezocht en binnen de twee weken een nieuwe job zou kunnen beginnen. Tot slot wordt de niet-beroepsactiviteit gemeten aan de hand van het aandeel niet-beroepsactieven in de totale bevolking.

3. Onderwijsniveau

De indeling in laag-, midden- en hooggeschoolden wordt gebaseerd op de International Standard Classification of Education (ISCED). Hierin worden de laaggeschoolden gedefinieerd als zij die maximaal een diploma lager secundair onderwijs behaalden (ISCED 1-2). De middengeschoolden bezitten maximaal een diploma hoger secundair onderwijs. Bij hen horen ook diegenen die een postsecundaire, niet-hogere opleiding vervolledigden (ISCED 3-4). De hooggeschoolden worden tot slot gedefinieerd als de personen met een diploma hoger onderwijs. Zij hebben met andere woorden een opleiding aan een hogeschool of aan een universiteit met succes afgerond. Ook de personen die een voortgezette opleiding volgden of doctoreerden, worden als hooggeschoolden beschouwd (ISCED 5-6).

Wanneer het onderwijsniveau wordt besproken, worden enkel de 25- tot en met 64-jarigen in beschouwing genomen. Dit omdat vele 15- tot en met 24-jarigen nog studeren. Zij worden dan geclassificeerd volgens hun hoogst behaalde onderwijsniveau. Een 17-jarige die in het laatste jaar van het secundair onderwijs zit, zal bijvoorbeeld in de statistieken nog tot de laaggeschoolden worden geteld, aangezien zijn hoogst behaalde diploma dit van het lager secundair onderwijs is. Er zou aldus in de bevolking een oververtegenwoordiging optreden van de laaggeschoolden. Wanneer we ons beperken tot de 25- tot en met 64-jarigen is het risico op oververtegenwoordiging minder groot.

4. Gekwalificeerde jongeren

Het aandeel gekwalificeerde jongeren wordt berekend als het aandeel jongeren van 20 tot en met 24 jaar dat minstens middengeschoold is.

5. Ongekwalificeerde uitstroom

Voor de Europese lidstaten wordt de ongekwalificeerde uitstroom berekend als het aandeel jongeren van 18 tot en met 24 jaar die maximaal een diploma van het lager secundair onderwijs behaalden en die geen opleiding volgden in de referentieperiode van vier weken.

Voor België en de gewesten gaat het bij de ongekwalificeerde uitstroom om alle laaggeschoolden die geen opleiding volgden in het reguliere onderwijs, noch buiten het reguliere onderwijs (Q79=3 EN Q82=2) en om de laaggeschoolden die vragen Q79 en bijgevolg ook Q82 mochten overslaan (Q79=blanco) omdat ze geen student of leerling waren in de laatste 12 maanden (Q73=2) noch deelnamen aan cursussen, seminaries, conferenties etc buiten het reguliere onderwijs in de laatste 12 maanden (Q74=2) noch kennis vergaarden via zelfstudie in de laatste 12 maanden (Q75=2).

6. Deelname aan opleiding

Voor Europa wordt de deelname aan opleiding berekend als het aandeel van de bevolking van 25 tot en met 64 jaar dat in de referentieperiode van vier weken deelnam aan een opleiding.

Voor België en de gewesten wordt de deelname aan opleiding berekend als het aandeel van de bevolking van 25 tot en met 64 jaar dat in de referentieperiode van vier weken deelnam aan een opleiding in het reguliere onderwijs (Q79=1), student/leerling in vakantie was (Q79=2) of geen opleiding volgde in het reguliere onderwijs, maar wel buiten het reguliere onderwijs (Q79=3 EN Q82=1).

Referentie

Stevens, E. (2007). Via Boekarest naar Lissabon? De intrede van Bulgarije en Roemenië op de Europese arbeidsmarkt (WSE Report 2-2007). Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie.