Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Voltijds loontrekkend door het leven

20 dec. 2004 — S. Van Gils

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2004, hoofdstuk 21.

Samenvatting

In dit hoofdstuk volgen we de loopbaan van de voltijds loontrekkenden uit het tweede kwartaal van 1998 op tot en met het derde kwartaal van 2000. Een grote meerderheid van hen blijft gedurende tien opeenvolgende kwartalen in ditzelfde arbeidsmarktstatuut. Verdere opsplitsingen naar geslacht, leeftijd, nationaliteit en gemiddeld dagloon van de voltijds loontrekkenden bevestigen dit beeld.

De volledige periode als voltijds loontrekkende aan de slag blijven, is een sterke indicatie van het homogene karakter van de loopbanen in België. Enkel bij jongeren, personen met een nationaliteit van buiten de Europese Unie en loontrekkenden met een relatief laag gemiddeld dagloon ligt het aandeel loontrekkenden dat niet gedurende de volledige periode als voltijds loontrekkende aan de slag blijft relatief hoog.

Methodologie

In dit hoofdstuk maken we gebruik van het PMBA-bestand (Panel Mobiliteit van de Bevolking op Arbeidsleeftijd), een gestratificeerde steekproef die werd getrokken uit het Datawarehouse Arbeidsmarkt. De steekproef werd getrokken op basis van cijfers van het tweede kwartaal van 1998. De steekproefpopulatie werd vervolgens ieder kwartaal opgevolgd tot en met het derde kwartaal van 2000. Met behulp van dit bestand is het mogelijk om personen gedurende tien opeenvolgende kwartalen te volgen om op die manier informatie over hun loopbaan te vergaren.

In het hoofdstuk hebben we de voltijds loontrekkenden van het 2e kwartaal van 1998 afgezonderd en deze groep verder opgevolgd tot en met het 3e kwartaal van 2000. Op die manier gaan we na wie er in de beschouwde periode als voltijds loontrekkende blijft werken en wie niet.(1) Van diegenen die niet als voltijds loontrekkende aan de slag blijven gaan we vervolgens na op welke manier hun loopbaan dan wel verloopt gedurende de beschouwde periode. Daarvoor hebben we gekozen voor de analysetechniek ‘optimal matching’ in combinatie met een clusteranalyse. Deze techniek gaat na welke verschillende loopbanen een gelijkaardig verloop kennen en zo kunnen we dus een veelheid van verschillende loopbanen groeperen tot een beperkt aantal groepen. Het computerprogramma dat wordt gebruikt voor de analyse (TDA) kan echter maximum 1 000 verschillende loopbaanpatronen analyseren. Daarom hebben we in de analyse ‘slechts’ 964 verschillende loopbaanpatronen opgenomen, maar hiermee beslaan we wel 95,8% van alle personen in het bestand die in het beginkwartaal voltijds in loondienst waren tewerkgesteld.

Wat betreft de clusteranalyse hebben we een hiërarchisch agglomeratieve clusteranalyse uitgevoerd op basis van Ward’s minimum.


(1) Het is ook mogelijk dat een voltijds loontrekkende verhuist naar een andere voltijds loontrekkende job, maar daar houden we in dit hoofdstuk geen rekening mee. Deze persoon blijft immers tewerkgesteld als voltijds loontrekkende. De jobmobiliteit wordt met andere woorden buiten beschouwing gelaten.