Ga verder naar de inhoud
Rapporten

Werk, gezin of beide. Verschillen tussen laag- en hooggeschoolden

20 dec. 2003 — K. Geurts

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2003, hoofdstuk 17.

Samenvatting

In de huidige generatie jonge volwassenen (25-39 jaar) hebben vrouwen met kinderen nog altijd minder vaak een betaalde baan dan mannen met kinderen en ze zijn ook minder vaak aan het werk dan vrouwen zonder kinderen. We vragen ons in dit hoofdstuk af of dit patroon voor alle onderwijsniveaus geldt en komen tot de vaststelling dat dit niet zo is.

Hooggeschoolde vrouwen met inwonende kinderen hebben meestal een betaalde baan, al is dit wel vaak een deeltijdse job. Bij de middengeschoolden vinden we heel wat meer thuisblijvende moeders terug. Als ze al aan het werk zijn, hebben middengeschoolde moeders vaker een deeltijdse baan dan hooggeschoolde. Bij de laaggeschoolden is dit stramien het meest uitgesproken: laaggeschoolde moeders hebben minder vaak een betaalde baan dan midden- en hooggeschoolde, ze werken vaker deeltijds en presteren in zo’n deeltijdse job ook minder uren.

Anders gesteld, de gezinspositie weegt zwaarder door in de arbeidsdeelname van laaggeschoolde dan van middengeschoolde vrouwen en bij hooggeschoolde vrouwen leidt de gezinspositie het minst tot verschillen in arbeidsdeelname. Ook bij de laaggeschoolde mannen stellen we verschillen vast in arbeidsdeelname naar gezinspositie, een verschijnsel dat bij de hooggeschoolde mannen nagenoeg afwezig is.

Methodologie

De cijfers in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de Europese Labour Force Survey (LFS). Deze LFS is op haar beurt gebaseerd op de diverse nationale enquêtes naar de arbeidskrachten; in België is dit de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) van het NIS. De omweg via de Europese LFS was noodzakelijk omdat het NIS op dit ogenblik geen gedetailleerde gegevens naar huishoudpositie uit de EAK beschikbaar stelt.

De indeling in gezinsposities wijkt af van de indeling die we gebruikten in het Jaarboek over de arbeidsmarkt in Vlaanderen 2000 (hoofdstuk 7) en in de publicatie ‘Minder gezin, meer arbeid?, deel 2 van de Jaarreeks 2002. Daarom zijn de cijfers in dit hoofdstuk niet vergelijkbaar met de cijfers in deze eerdere publicaties.

De bevolking van 25 tot en met 39 jaar wordt ingedeeld in zeven gezinsposities volgens het aantal volwassenen en kinderen in een huishouden. Alle personen van 18 jaar of ouder worden als volwassenen beschouwd, degenen jonger dan 18 jaar zijn kinderen. Met een huishouden bedoelt men alle personen die gewoonlijk onder hetzelfde dak wonen.

1. alleenstaand zonder kinderen - persoon in een eenpersoonshuishouden
2. met partner zonder kinderen - persoon in een huishouden bestaande uit 2 volwassenen
3. met partner en 1 kind - persoon in een huishouden bestaande uit 2 volwassenen en 1 kind
4. met partner en 2 kinderen - persoon in een huishouden bestaande uit 2 volwassenen en 2 kinderen
5. met partner en 3 of meer kinderen - persoon in een huishouden bestaande uit 2 volwassenen en 3 of meer kinderen
6. alleenstaand met kinderen - persoon in een huishouden bestaande uit 1 volwassene en een of meerdere kinderen
7. anderen

Alle personen die wonen in een huishouden met drie of meer volwassenen (ouders met inwonende kinderen ouder dan 18 jaar, kerngezinnen met een inwonende vriend of familielid, verschillende gezinnen onder één dak) komen terecht in de categorie ‘anderen’.

De berekening van de arbeidsmarktindicatoren in dit hoofdstuk gebeurt analoog aan de berekeningen elders in dit jaarboek. Let wel: het aandeel deeltijdarbeid wordt berekend als het aantal deeltijds werkenden ten opzichte van de som van het aantal deeltijds en het aantal voltijds werkenden. De deeltijds werkenden worden ingedeeld volgens de grootte van hun deeltijdse job: een kleine deeltijdse job heeft betrekking op een arbeidsprestatie van minder dan 17 uur per week, een halftijdse jobs slaat op een baan van 17 tot 23 uur per week en een grote deeltijdse jobs betekent een arbeidsprestatie van 24 uur per week of meer. Bij de berekening van de arbeidsprestatie wordt het aantal uren dat gepresteerd wordt in een eventuele tweede job meegerekend.

De seksekloof wordt berekend door de mannelijke werkzaamheidsgraad te delen door de vrouwelijke. In geval van een gelijk aandeel werkenden bij mannen en vrouwen bedraagt de seksekloof 1. Wanneer mannen een hogere werkzaamheidsgraad hebben dan vrouwen, is de seksekloof >1, wanneer vrouwen een hogere werkzaamheid hebben, is de seksekloof <1. Op deze wijze berekend drukt de seksekloof het relatieve verschil uit tussen de werkzaamheid van mannen en vrouwen.