Ga verder naar de inhoud
Rapporten Externe auteurs

Werkbaar werk: op zoek naar verschillen op de Vlaamse arbeidsmarkt

20 dec. 2004 — R. Bourdeaud´hui - S. Vanderhaeghe - F. Janssens

Beschrijving

Jaarboek 'De arbeidsmarkt in Vlaanderen', editie 2004, hoofdstuk 20.

Samenvatting

In het Pact van Vilvoorde van november 2001 hebben de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners afgesproken om op middellange termijn substantiële stappen vooruit te zetten op de weg naar meer arbeidskwaliteit en ernstig werk te maken van een beleid gericht op meer ‘werkbaar werk’. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) engageerde zich om een scorebord te leveren en publiceerde in de zomer 2004 de nulmeting van de Vlaamse werkbaarheidsmonitor met actuele cijfergegevens voor de vier centrale indicatoren: psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans.

In deze bijdrage kijken we of er tussen verschillende deelgroepen op de arbeidsmarkt significante verschillen zijn en dit zowel bi- als multivariaat. We bekijken daarbij deelgroepen naar geslacht, leeftijd, contracttype, dienstomvang, beroepsgroep, ondernemingsdimensie en gezinssituatie.

Methodologie

1. Wat vooraf ging

In het Pact van Vilvoorde van november 2001 hebben de Vlaamse Regering en de Vlaamse sociale partners afgesproken om op middellange termijn substantiële stappen vooruit te zetten op de weg naar meer arbeidskwaliteit en ernstig werk te maken van een beleid gericht op meer ‘werkbaar werk’. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) engageerde zich om een scorebord te leveren en publiceerde in de zomer 2004 de nulmeting van de Vlaamse werkbaarheidsmonitor(1) met actuele cijfergegevens voor de vier centrale indicatoren: psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk, leermogelijkheden en werk-privé-balans.(2)

Aan de basis van de analyse ligt een omvangrijke survey-databank die het resultaat is van een schriftelijke bevraging bij loontrekkende inwoners van het Vlaams Gewest. De databank bevat de antwoorden van 11 099 respondenten.

Bij het rapporteren van de onderzoeksgegevens is gebruik gemaakt van kengetallen. Kengetallen geven de omvang van de risicogroep weer en zijn gebaseerd op vooraf gespecificeerde grenswaarden (cut-off’s). De techniek voor het vastleggen van deze grenswaarden is indicatorspecifiek en wordt uitgebreid beschreven in het informatiedossier. Kengetallen verhogen niet alleen het ‘leesbaarheidsgehalte’ van de data, maar zijn vooral ook vanuit beleidsoogpunt relevant omdat ze toelaten probleemsituaties of risicogroepen snel te detecteren en meetbare beleidsdoelstellingen te formuleren, die daarenboven goed opvolgbaar zijn.

2. Opzet van het artikel

De kengetallen voor de vier centrale werkbaarheidsindicatoren verschillen naargelang de deelgroep op de Vlaamse arbeidsmarkt. Zo zijn er bijvoorbeeld verhoudingsgewijs meer vrouwen dan mannen die problemen hebben met psychische vermoeidheid en blijken deeltijdse werknemers meer dan voltijdse werknemers problemen te hebben met leermogelijkheden. In het hoofdstuk gaan we zowel bivariaat al multivariaat na of er tussen de deelgroepen significante verschillen zijn. In een bivariaat model kijken we of er verschillen zijn tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen, in een multivariaat model kijken we bijvoorbeeld of geslacht een rol blijft spelen als we controleren voor gezinssituatie, of leeftijd een verschil blijft uitmaken als we controleren voor jobsoort. Doordat de afhankelijke variabele dichotoom is (aandeel ‘niet problematisch’ versus aandeel ‘problematisch’) kunnen we gebruik maken van een logistische regressie. We nemen zeven achtergrondvariabelen als onafhankelijke categorische variabelen op. Voor elk van de kernmerken is daarbij één deelpopulatie als referentiegroep gekozen. Meestal kozen we voor de kwantitatief belangrijkste deelpopulatie (mannen, vaste werknemers, voltijds, uitvoerend bediende). In de andere gevallen kozen we voor een uiterste groep: de kleinste ondernemingen, de jongste werknemers, de alleenstaande zonder kinderen. De keuze van de referentiecategorie heeft bij een logistische regressie geen invloed op de vaststelling of een achtergrondvariabele al dan niet significant is. Wel kunnen we een bepaalde deelgroep enkel vergelijken met de referentiecategorie. We kunnen met behulp van deze analyse bijvoorbeeld wel iets zeggen over het verschil tussen uitvoerende bedienden en ongeschoolde arbeiders, maar niets over het verschil tussen ongeschoolde arbeiders en geschoolde arbeiders. Hiervoor is een andere keuze van referentiecategorie nodig.

Achtergrondvariabelen:
- Geslacht: man (referentie), vrouw
- Leeftijd: minder dan 30 jaar (referentie), 30-39 jaar, 40-49 jaar, 50-54 jaar, 55 en ouder
- Contracttype: vast (referentie), tijdelijk
- Dienstomvang: voltijds (referentie), grote deeltijds (minimaal 60% van een voltijdse job), kleine deeltijds (minder dan 60% van een voltijdse job)
- Beroepsgroep: uitvoerend bediende (referentie), ongeschoolde/geoefende arbeiders, geschoolde arbeider/technicus, onderwijs- of zorgfunctie, middenkader/professional, kader/directie
- Ondernemingsdimensie: -10 werknemers (referentie), 10-49 werknemers, 50-99 werknemers, 100-499 werknemers, 500 en meer werknemers
- Gezinssituatie: alleenstaande zonder kinderen (referentie), met partner zonder job zonder kinderen, met partner met job zonder kinderen, alleenstaande met kinderen, met partner zonder job met kinderen, tweeverdieners met kinderen. Het gaat hier telkens over inwonende kinderen, ongeacht hun leeftijd.

We toetsen het model met al deze achtergrondkenmerken voor de vier centrale werkbaarheidsindicatoren.(3) In het uiteindelijk model nemen we enkel die achtergrondkenmerken op die een significant verschil maken. Met behulp van de odds ratio kunnen we de effecten van deze achtergrondvariabelen interpreteren. Soms vullen we de vaststellingen aan met een aantal hypotheses.

3. Resultaten

De resultaten zijn af te lezen in de tabellen M20.1 – M20.4. Deze tabellen zijn terug te vinden in de cijferbijlage van hoofdstuk 20.


(1) Dit onderzoek kwam tot stand met steun van de Vlaamse Minister van Werkgelegenheid en Toerisme in het kader van het VIONA-onderzoeksprogramma en het Europees Sociaal Fonds.

(2) Voor de vragenlijst, een overzicht van de gehanteerde methodologie en de resultaten: Informatiedossier: Nulmeting Vlaamse Werkbaarheidsmonitor, Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid op de Vlaamse arbeidsmarkt 2004, Brussel, SERV-STV Innovatie en arbeid, 2004.

(3) De gehanteerde methode is een combinatie van Backward stepwise estimation met Likelihood-Ratio criterium waarbij de relevante kenmerken (p < 0,05) in een model (enter) werden ingebracht, dit om het aantal missing values te minimaliseren.